Het is maandag, na de pauze. Juf Deborah van groep 7 staat voor het bord en geeft een verkeersles over voorrang op verschillende soorten wegen. Deborah heeft een gemengde klas, waarin veel kinderen zitten, die een achterstand in woordenschat hebben. Daarom werkt ze bewust aan woordenschatvergroting, door in zo veel mogelijk lessen woorden aan te bieden, die de leerlingen niet kennen, maar wél moeten weten.

Voor deze verkeersles heeft ze een spiekbriefje gemaakt, met de belangrijkste woorden erop. Voordat de leerlingen de methodetekst over voorrang lezen, legt ze de woorden uit met het digibord. Ze laat foto’s zien en geeft de betekenis van de woorden in een voorbeeldzin. Ze laat de woorden vaak horen.
Na de inleiding lezen de leerlingen het verhaal over voorrang en maken ze de opdrachten bij de les. Als de les is afgelopen, zijn ze de woorden al drie keer tegengekomen. Maar juf Deborah weet dat ze de woorden zeker nog wel een paar keer moet herhalen, willen de leerlingen ze onthouden. Ze denkt goed na. Hoe zal ze dat deze week eens aanpakken?

Lees ook de uitbreiding

Bij dit artikel hoort een online uitbreiding.

Kapstokremedie

Leerkrachten, die veel kinderen met een woordenschatachterstand in de klas hebben, zullen zich wel herkennen in de situatie van juf Deborah. Woorden aanbieden is één ding, maar hoe zorgt u er als leerkracht voor, dat de woorden die u aanbiedt, ook daadwerkelijk blijven hangen? Is er een «kapstokremedie» te vinden, die leerkrachten kan helpen om de woorden als het ware in de hersenen van de leerlingen te «hangen»? En zijn er ook middelen, die u in kunt zetten, om ervoor te zorgen, dat de aangeboden woorden terechtkomen waar ze moeten komen?
In dit artikel geef ik antwoord op deze vragen. En ik geef ook enkele voorbeelden van consolideringsoefeningen, waarmee u meteen aan de slag kunt!

Viertakt

Bij het onthouden van nieuwe woorden speelt consolideren (of inslijpen) een belangrijke rol. Samen met voorbewerken, semantiseren en controleren vormt consolideren de Viertakt, van Marianne Verhallen (M. Verhallen & S. Verhallen, 1994).
Consolideren is de derde bouwsteen van de Viertakt en volgt op het voorbewerken en het semantiseren van de nieuwe woorden. In deze eerste twee stappen worden de nieuwe woorden eerst aangeboden en vervolgens in een betekenisvolle context gezet. Daarna kan het consolideren beginnen. Drie kernwoorden geven aan waar het bij het consolideren om gaat: herhalen, herhalen en nog eens herhalen. Om genoeg te kunnen herhalen, is het van belang om als leerkracht over genoeg werkvormen en spelletjes te beschikken, waarbij de woorden steeds weer terugkomen, zodat ze in het geheugen «ingeslepen» kunnen worden.
Onderzoeken van Verhoeven & Vermeer (1992) hebben uitgewezen, dat de woordenschat van met name allochtone kinderen achterloopt op die van autochtone kinderen. Omdat deze groep de achterstand zo snel mogelijk moet inhalen, is het consolideren bij deze groep dan ook van groot belang.

Handvatten

Consolideren bij het woordenschatonderwijs is een vak apart. Gelukkig bestaan er handvatten, om het proces meer succesvol te laten verlopen:

Zo is het in de eerste plaats aan te raden pas te stoppen met consolideren, als de kinderen de woorden kennen. Het is de kunst om de woorden zo vaak mogelijk te gebruiken. Hoe vaker, hoe beter!

In de tweede plaats moet u er rekening mee houden dat de kern van het consolideren bestaat uit het veel, gevarieerd en speels herhalen. Het is zeker aan te raden om verschillende werkvormen te gebruiken bij het inslijpingsproces. Beperk u niet steeds tot dezelfde werkbladen. Maar ga bijvoorbeeld op zoek naar liedjes, waar de woorden in zitten. Of zoek een spel, waarbij de woorden in kwestie terug kunnen komen.

Een derde, gouden regel bij het consolideren bestaat uit het zichtbaar maken van de woorden. Hang plaatjes of naamkaartjes van de woorden op in de klas. Gebruik een woordenboom, waar de leerlingen kaartjes in kunnen hangen. Of maak een woordenmuur, waarop de kinderen woordstenen kunnen zetten. Zijn de woorden eenmaal bekend, dan kunnen ze vervangen worden door nieuwe kaartjes of stenen.
Het zichtbaar maken van de woorden heeft een groot voordeel: taalzwakke kinderen kunnen – zoals Verhallen het zelf zegt – even «spieken», terwijl de betere leerlingen de woorden al uit hun hoofd kennen.
Consolideren kan van u een hoop creativiteit vragen. Maar net als bij de leerlingen geldt: al doende leert men. Om zelf als leerkracht aan de «consolideerweg» te kunnen timmeren, geven we u nu enkele voorbeelden van oefeningen, die u eenvoudig in de klas kunt inzetten:
– Het foppertje.
– Wat is het?
– Woordenroulette.
– Memoryspel.
– Het verboden woordspel.

Vijf consolideeroefeningen

HET FOPPERTJE
Het foppertje (of het peper-en-zoutstel) is een bekend spelletje. De kinderen maken foppertjes van vouwblaadjes en geven de vakjes van elk foppertje een nummer (van 1-8). Achter de nummers schrijft u woorden, die geconsolideerd moeten worden. Bij de woorden kunt u eventueel ook de betekenis geven. Of u geeft er een voorbeeldzin bij. De keuze is aan u.
De leerlingen spelen het spel in tweetallen. Het kind met het foppertje vraagt een getal onder de tien en draait met het foppertje. De andere leerling kan dan kiezen uit twee getallen. Het woord wordt gevraagd. En als de leerling het woord goed heeft, krijgt hij/zij een punt op een scoreblad. Als alle acht woorden zijn gevraagd, wisselen de leerlingen van beurt.

WAT IS HET?
– Wat is het? is een variant op het bekende spel Wie is het? Hierbij stelt een leerling vragen over de te raden persoon aan de tegenspeler. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd: ‘Heeft hij bruine ogen?’ Door de antwoorden vallen er personen af en draaien de kinderen de bordjes om. Ze vragen net zolang tot er één kaartje overblijft.
– U kunt hetzelfde spel doen met hyponiemen. Hyponiemen zijn woorden, die bij een overkoepelend begrip horen. Bijvoorbeeld: rood, groen en geel zijn hyponiemen van het begrip kleur. En: krokodil, hagedis en leguaan zijn hyponiemen van het begrip reptielen. Door vragen te stellen over de overkoepelende begrippen, kunnen de leerlingen vlot woorden laten afvallen. Daarbij oefenen ze de woorden op een speelse manier.
– U kunt er ook voor kiezen om woorden uit thema’s of vakinhouden te consolideren. U maakt dan kaartjes met die woorden. ‘Hoort het woord bij het thema «Sprookjes»?’ ‘Is het een woord, dat bij «rekenen» hoort?’ Met dit soort vragen spelen de kinderen dan het spel.

WOORDENROULETTE
Zorg voor een roulettespel. Met dit spel kunt u in groepjes woorden consolideren. Een van de leerlingen is de croupier. Hij/zij heeft de kaartjes, met daarop de woorden en de vragen. De andere leerlingen zetten fiches in op rood of zwart:
– Rood betekent, dat de leerling de betekenis van het woord productief moet kennen. Hij/zij moet direct antwoord geven op de vraag. (Bijvoorbeeld: wat is een rebus?) 
- Zwart betekent, dat de leerling de betekenis van het woord receptief moet kennen. Hij/zij moet dan kiezen uit twee (of meer) mogelijkheden. (Bijvoorbeeld: een rebus is een raadsel/een mopje.)
Bij dit spel maakt u kaartjes van de woorden, die herhaald moeten worden. Maar u kunt er natuurlijk ook voor kiezen om leerlingen zélf speelkaartjes te laten maken. Het zelf maken is dan weer een extra consolidering!

MEMORYSPEL
Memory® is een bekend spel, waarbij leerlingen de juiste kaartjes bij elkaar moeten zoeken. Bij het consolideren kunt u verschillende soorten memoryspellen inzetten. Bijvoorbeeld:
– Het eerste type spel bestaat uit het zoeken van het juiste plaatje bij het juiste woord.
– Bij de tweede variant moet de juiste betekenis bij het juiste woord gezocht worden.
Het spel begint door de kaartjes van het spel omgedraaid op de tafel te leggen. De leerlingen draaien om de beurt twee kaartjes om. Als ze de goede kaartjes hebben gevonden, pakken ze die van tafel en mogen ze nóg twee kaartjes omdraaien. Komen de kaartjes niet met elkaar overeen, dan moeten de kaartjes weer worden omgedraaid en gaat de beurt naar de volgende speler.

HET VERBODEN WOORDSPEL
Het verboden woordspel kan door twee of meer kinderen worden gespeeld. Het werken met het spel is heel gemakkelijk:
– Eén leerling pakt een kaartje en beschrijft het woord aan een of meer andere leerlingen.
– Die moet (moeten) dan het woord in kwestie raden, op grond van de beschrijving, die gegeven is.
Bij het beschrijven zijn er echter wél beperkingen. De leerling die het woord beschrijft, mag het woord dat hij/zij moet beschrijven niet zeggen. Ook de vier woorden die eronder staan, zijn verboden woorden. Die mogen dus óók niet gebruikt worden!

Tot slot

We hebben in dit artikel laten zien, dat allerlei spelletjes geschikt zijn om woorden te herhalen. De voorbeelden van de spelletjes zijn voorbeelden uit groep 6 en groep 7, maar zijn ook goed te gebruiken in andere groepen. Op de website van het Praxisbulletin staan de beschreven spelletjes met voorbeeldwoorden.

Veel succes!

Literatuur
Voor literatuur over het onderwerp van dit artikel verwijzen we u naar: M. Verhallen & D. van den Nulft, Met woorden in de weer, Coutinho, Bussum, tweede herziene druk, 2009.