Negendelige serie over ‘bijzondere gesprekken met ouders’. Aflevering 8: hoe organiseert u – samen met de ouders van een kind met autisme – een inhoudelijke ouderavond? Praktische beschrijving van organisatie, aandachts- en bespreekpunten.

Bestanden

Klik op de naam van het bestand om het te openen.

Artikel

Inleiding

Bob is vorig schooljaar in groep 2 gediagnosticeerd met PDD-NOS. Dat is de afkorting van Pervasive Developmental Disorder-Not Otherwise Specified: een Engelse naam voor stoornissen, die worden gerekend tot de autisme spectrum stoornissen (ASS).
Met verschillende aanpassingen op school lukt het Bob om binnen het reguliere basisonderwijs te blijven. De ouders van Bob willen graag aan de ouders van zijn klasgenoten uitleggen waarom hun kind soms bijzonder reageert en waarom er bepaalde regels en uitzonderingen voor hem gelden in de klas.
En zo begint het achtste artikel in de serie over bijzondere gesprekken met ouders, die in jaargang 29 van het Praxisbulletin verschijnt. Aflevering 8: hoe u als leerkracht, samen met de ouders van een kind met autisme, een inhoudelijke ouderavond kunt organiseren en wat u dan kunt bespreken.

Speciale onderwijsbehoeften

Meester Tom vindt, dat hij een leuke groep 3 heeft dit jaar. Het is nu bijna kerstvakantie en hij kan goed opschieten met alle leerlingen. Aan het begin van het jaar zag hij nog wel een beetje op tegen het schooljaar. Hij wist namelijk, dat sommige leerlingen in de groep speciale aandacht nodig hadden.
De warme overdracht van de kleuterjuf naar Tom over hoe je moet omgaan met een leerling met PDD-NOS in de groep, deed hem inzien, dat het helemaal niet zo lastig is, om een leerling met speciale onderwijsbehoeften erbij te hebben. Sterker nog: Tom zag het als een uitdaging, om ervoor te zorgen, dat Bob op alle fronten mee kan komen met de rest van de groep!

Zorgen van ouders van andere leerlingen

Tom merkt na deze goede start van het schooljaar dat het belangrijk is, om regelmatig contact te houden met de ouders van Bob, zodat de ouders en hij op één lijn blijven zitten. Want ook al loopt het overleg tussen ouders en leerkracht soepel en doet de leerling het goed in de klas, er kunnen ook nog andere vragen komen. Ouders van andere leerlingen kunnen bijvoorbeeld met vragen bij de leerkracht komen over een leerling met autisme. Vaak helpt het die ouders dan, als ze meer informatie krijgen over de stoornis, zodat ze die stoornis beter kunnen begrijpen. Kortom: ouders kunnen – terecht of onterecht – zorgen hebben.
Bekende zorgen van ouders van andere leerlingen zijn bijvoorbeeld:
– Mijn kind wordt aangestoken en wordt ook autistisch.
– Mijn kind kan zich niet concentreren.
– Het autistische kind wordt voorgetrokken.
– Mijn kind heeft last van de speciale regels in de klas.
– Mijn kind stelt veel vragen, die ik niet kan beantwoorden.
– Mijn kind leert door de vaste structuur onvoldoende flexibel te zijn.
– Het kind met autisme zorgt voor vertraging in de klas.
– Door de leerling met autisme daalt het niveau van het onderwijs.

Informatieavond

Het organiseren van een informatieavond voor de andere ouders van de kinderen uit de klas van Bob kan helpen om zorgen weg te nemen. Uitleg geven over (en inzicht geven in) autisme zorgt ervoor, dat andere ouders waarschijnlijk beter begrijpen waarom een kind zich “anders” gedraagt dan andere kinderen. Ze zullen waarschijnlijk ook beter begrijpen waarom voor Bob mogelijk andere regels gelden en waarom de uitzonderingen op bepaalde regels belangrijk zijn voor de ontwikkeling en het functioneren van Bob in de klas.
De kinderen in de klas van Bob zullen hierdoor wellicht ook eerder geneigd zijn hem ergens bij te helpen. En door het geven van voorlichting aan de ouders kan hopelijk worden voorkomen, dat Bob gepest wordt en alleen komt te staan.

Voorlichting op verschillende manieren

Voorlichting geven kan op verschillende manieren gebeuren. Bijvoorbeeld:
– De ouders geven voorlichting aan de andere ouders over wat autisme inhoudt en hoe dit zich uit bij Bob.
– De ouders geven samen met de leerkracht voorlichting.
– Er komt iemand van buiten de school (een externe deskundige) uitleggen wat autisme inhoudt. De leerkracht vult dit aan met informatie over wat er in de klas gebeurt rondom Bob. En de ouders vullen dit aan met informatie over hoe de afstemming tussen thuis en school plaatsvindt.
Aandachtspunt. Probeer bij het organiseren van een ouderavond ook het kind zelf te betrekken bij de voorlichting. Laat het kind bijvoorbeeld met de ouders bespreken welke onderwerpen wél en welke onderwerpen niet aan bod moeten komen.

Waar kan het over gaan?

VERSCHIJNINGSVORMEN
Waar kan het over gaan tijdens zo’n informatieavond over autisme? Allereerst is het belangrijk, om toe te lichten waar in het geval van Bob PDD-NOS voor staat. De verschijningsvormen, die typerend zijn voor kinderen met PDD-NOS, zijn over het algemeen het meest zichtbaar in de:
– informatieverwerkingsproblematiek;
– afstemmingsproblematiek;
– bijzondere gedragingen.
De uitzonderingen en afwijkende regels voor Bob zullen vooral hieruit voortkomen.

INFORMATIEVERWERKINGSPROBLEMATIEK
– Gericht op details, niet op geheel
Het informatieverwerkingsproces van een kind met PDD-NOS is als een computersysteem, dat anders is geprogrammeerd dan bij normale kinderen. Bob kijkt in kleine stukjes naar zijn omgeving, waarbij hij vooral inzoomt op details. Hierdoor heeft hij meer tijd en uitleg nodig om het geheel te kunnen zien.
Uit zijn omgeving komen veel prikkels binnen. Hij vindt het moeilijk om te onderscheiden welke prikkels op dat moment voor hem belangrijk zijn. Daarom is het voor hem een stuk lastiger om zich te concentreren op wat op dat moment belangrijk is.
– Wat betekent dit voor Bob in de klas?
Het betekent voor Bob het volgende:
– Het duurt langer voordat hij een taak of opdracht begrijpt. Daarom duurt het bijvoorbeeld soms even voordat hij antwoord geeft op een vraag. Bob heeft meer tijd nodig voor veel taken, vergeleken zijn klasgenoten.
– Complexere opdrachten worden opgedeeld in deeltaken, zodat hij de lesstof beter kan overzien.
– Na taken die inspanning en concentratie van hem vragen, krijgt hij de gelegenheid zich even te ontspannen, door bijvoorbeeld vijf minuten met een spel te spelen.

AFSTEMMINGSPROBLEMATIEK
– Beperkte vaardigheden
Wat betreft de afstemmingsproblematiek geldt bijvoorbeeld, dat kinderen zónder PDD-NOS al snel kunnen leren, dat je aan het gezicht van iemand (en ook aan iemands gedrag) kunt zien hoe die persoon zich voelt. Bob kan dit niet zo goed. Toch heeft hij er natuurlijk ook behoefte aan om ergens bij te horen en vriendschappen te hebben. Ook al heeft hij beperkte vaardigheden op dit gebied.
– Wat betekent dit voor Bob in de klas?
In relatie met leeftijdsgenoten kan dit het volgende voor Bob betekenen:
– Hij heeft moeite om spelregels te begrijpen, waardoor hij extra hulp van de leerkracht nodig heeft om het samenspelen goed te laten verlopen.
– Hij weet niet wat bepaalde gezichtsuitdrukkingen en houdingen van anderen betekenen. Hij heeft bijvoorbeeld niet in de gaten wanneer iemand boos is. En daarom heeft hij hier hulp van de leerkracht bij nodig.
– Bob heeft beperkt inzicht in oorzaak en gevolg, omdat hij allemaal losse dingen ziet, in plaats van een samenhangend probleem. Hij heeft moeite om gepaste oplossingen te bedenken. En daarom kan hij voor anderen op een onbegrijpelijke manier reageren.

BIJZONDERE GEDRAGINGEN
– Structuurprobleem
Voor Bob is het moeilijk om betekenis te verlenen aan dingen. Hij weet niet wat er van hem verwacht wordt. Bob heeft bijzonder belang bij een bepaalde volgorde van gebeurtenissen en handelingen. Op deze manier probeert hij orde te scheppen in de chaotische wereld om hem heen, die hij niet begrijpt.
– Wat betekent dit voor Bob in de klas?
In de klas kan dit voor Bob het volgende betekenen:
– Bob heeft een individueel pictogrammensysteem, waarop hij de dagstructuur kan zien.
– Voor Bob is het prettig, dat zo veel mogelijk materiaal op een vaste plek staat. Zo wordt er orde geschapen in de voor hem chaotische wereld.
– In de klas heeft hij moeite om aandacht uit te stellen. Hij kan dan bijvoorbeeld boos worden, als de leerkracht eerst iemand anders helpt. Het gebeurt ook, dat hij voor zijn beurt praat.
– Het feit, dat Bob moeite heeft om de wereld om hem heen te begrijpen, kan leiden tot stress en angst, waardoor Bob erg boos (of juist teruggetrokken) kan reageren. Dit is belangrijk om te weten.

Tot slot

Meester Tom en Bob kunnen veel van elkaar leren. Maar ook andere ouders kunnen van Bob leren. En gelukkig maar. Wanneer er sprake is van een goed contact met de ouders, een betrokken leerkracht en begrip van de kinderen in de klas, dan heeft een leerling met speciale onderwijsbehoeften – in dit geval Bob – evenveel kansen op leren als leerlingen zónder speciale onderwijsbehoeften!

Over de auteurs

Carin Kappers is orthopedagoog en werkzaam bij Stichting Pameijer. Laura Meijer is onderwijs- en ontwikkelingspsycholoog en is werkzaam bij de CED-Groep in Rotterdam.

Serie: Communicatie met allochtone ouders

Lees ook de andere artikelen uit deze serie: