Het artikel in het Praxisbulletin geeft een handleiding voor het maken van een vrolijk toneelstuk dat u met uw groep kunt voorbereiden voor het sinterklaasfeest.
In het basistoneelstuk staat beschreven dat Karel van der Kuil niet erg succesvol is in het nadoen van Sinterklaas. Al snel hebben kinderen en hun meester Jan door dat hij niet de echte Sinterklaas is. De hoofdpiet en Sinterklaas snappen wel waarom meneer Van der Kuil zo graag sint wil zijn. Hij is eenzaam en ziet dat Sinterklaas en Zwarte Piet altijd gezelschap hebben. Waar zij komen, is het feest! Sinterklaas regelt dat meneer Van der Kuil als hulppiet mag worden opgeleid.
In deze internetuitbreiding vindt u een uitbreiding van het toneelstuk en tips voor het spel en de aankleding.

Uitbreiding van het toneelstuk

Aan het begin en aan het eind kunt u het basistoneelstuk uitbreiden. Aan het begin kunt u de eenzaamheid van meneer Van der Kuil nog beter laten zien. Aan het eind kunt u laten zien hoe zijn opleiding tot hulppiet verloopt.

Nodig:

– telefoons (of alleen twee hoorns van ouderwetse telefoons)
– lege flessen
– tas
– haaknaald
– bol wol
– pan
– wortels
– stopwatch
– lege kartonnen doosjes
– inpakpapier (voorgeknipt in velletjes)
– plakband in een houder
– stoffen tunnel (eventueel twee of drie hoepels in een laken genaaid, bij wijze van tunnel)
– stevige huishoudladder
– pietencertificaat (stuk papier dat eruitziet als een officieel diploma)
– juten zak met strooigoed

Scène 1a

Nadat meneer Van der Kuil met zijn zus heeft getelefoneerd en voordat hij besluit om naar de basisschool te gaan om de aankomst van Sinterklaas te zien, belt hij nog een paar mensen.
U kunt meneer Van der Kuil laten bellen zonder dat het publiek de tegenpartij hoort, of u zet aan de andere kant van het toneel een speler neer met de hoorn van een telefoon in handen (achter een tafeltje).
Let er dan wel op dat de spelers elkaar niet aankijken tijdens het praten! Het best kunnen ze allebei een andere kant opkijken om zo te benadrukken dat ze niet in dezelfde ruimte staan. Het moet duidelijk zijn dat degene die door Karel van der Kuil wordt opgebeld, eigenlijk geen tijd (of geen zin) heeft om met hem te praten. Geef de andere speler iets te doen, een handeling waaruit dit blijkt.
Voorbeelden:

(Karel belt Harry, die lege flessen in een tas stopt terwijl hij de telefoon opneemt.)
Karel van der Kuil: “Harry! Hoe is het?”
Harry: “Goed, goed, Karel. En jij?”
Karel: “Tja… rustig. Niets bijzonders. Zeg… heb jij zin om mee naar de markt te gaan? Ik moet mijn wekelijkse boodschapjes gaan doen en ik dacht… dan drinken we lekker een kopje koffie na afloop.”
Harry: “Leuk idee, Karel. Leuk idee. Maar ik heb al boodschappen gedaan en ik… eh… ja, het is hier nogal druk. Ik moet het oud papier nog bundelen en buiten zetten en naar de glasbak en het huis poetsen. Ja, ik krijg morgen namelijk mijn zus op bezoek en zij is nogal netjes, dus eh… misschien volgende week of zo.”
Karel: “Jammer… kun je echt niet even een kopje…”
Harry: “Dag Karel! Tot gauw!”
(Harry hangt op.)

(Karel belt Tine, die druk bezig is met een haaknaald en een bol wol.)
Karel: “Tine! Hoe is het? Alles goed?”
Tine: “Hallo, Karel! Wat leuk je te horen. Ja, hoor. En met jou?”
Karel: “Rustig, rustig. Zeg, ik vroeg me af… heb jij tijd om mee te gaan naar een koffieconcert in de stadszaal straks? De Vier Vrolijke Violisten spelen Vivaldi. Ik dacht, daar hou jij toch ook zo van?”
Tine: “O, wat een leuk idee, Karel. Ja, ik ben dol op de Vier Vrolijke Violisten, maar ik kan niet vandaag. Ik moet de muts voor Hector afmaken.”
Karel: “Een muts voor Hector? Hector, dat is toch je hond?”
Tine: “Ja. Je weet toch dat chihuahua’s het snel koud hebben? Ik hoorde vanochtend op het weerbericht dat het morgen gaat vriezen, dus ik moet nog opschieten ook. Tot gauw, Karel!”
Karel: “Tot gauw, Tine. Sterkte met Hector!”

(Karel belt Ali, die druk in de weer is met een pan en wortels.)
Karel: “Hoi, Ali! Hoe is het?”
Ali: “Hé, Karel. Goed! En jij?”
Karel: “Goed! Rustig… zeg… heb jij zin om een kopje thee te drinken vanmiddag?”
Ali: “O… dat zou gezellig zijn. Maar dat lukt niet. Ik sta de hele middag te koken en daarna moet ik naar Schiphol.”
Karel: “Schiphol? Ga je op reis?”
Ali: “Nee, mijn tante komt op bezoek. Mijn tante uit Marokko. Dus ik ben nu hutspot voor haar aan het maken. Ja, ze is dol op Nederlands eten. Maar ik moet snel verder, Karel. Ik moet de sudderlappen nog opzetten. Tot gauw!”
Karel: “Dag, Ali.”

Scène 9 en verder

We hebben aan het eind van scène 8 gezien dat de hoofdpiet met aanwijzingen van de Sint meneer Van der Kuil zwart heeft geschminkt. Na het schminken zijn ze het toneel af gegaan.
Nu horen we nog steeds het vrolijke sinterklaasmuziekje. Twee pieten leggen kartonnen doosjes en wat velletjes inpakpapier met plakband op het toneel. Ze leggen ook nog wat andere dingen neer, zoals een stoffen tunnel (in veel scholen aanwezig in de kleuterspeelzalen – eventueel te vervangen door een paar hoepels waaroverheen rondom een laken is gespannen) en ze zetten een stevige huishoudladder neer. De pieten blijven op het toneel.

Even later komt meneer Van der Kuil weer op in een pietenkostuum. De hoofdpiet loopt met hem mee. Hij heeft een stopwatch in zijn handen.
“Zo, Piet van der Kuil. We gaan eens kijken in hoeverre u ons al kunt helpen. We gaan verschillende onderdelen oefenen en als alles goed gaat, krijgt u een pietendiploma.”
Meneer Van der Kuil is duidelijk opgetogen.
“We gaan cadeautjes inpakken. Pieten pakken honderden – nee, duizenden cadeautjes in. Dat moet netjes en snel! Hier liggen een paar pakjes. Die gaat u inpakken. Ik kijk hoe snel dat gaat. Klaar voor de start?”
Meneer Van der Kuil knikt.
“Af!”
Meneer Van der Kuil pakt een pakje, legt het neer op een velletje papier en begint het in te pakken. Al snel is het papier helemaal verkreukeld. Hij doet het velletje weg en pakt een nieuw velletje. Hij vouwt het om het pakje heen en probeert met een hand plakband uit de plakbandhouder te pakken. Al gauw zitten zijn vingers vastgeplakt aan het cadeautje en aan de plakbandhouder. Hij kijkt hulpeloos naar de hoofdpiet.
” Piet…. help! Ik zit vast!”
Piet zet zijn stopwatch stil, zucht en maakt meneer Van der Kuil los.
“Nou, dit ging niet zo goed. Maar dat is niet zo erg. Niet alle pieten zijn overal even goed in. We gaan nu oefenen om door deze tunnel te kruipen. Het is de bedoeling dat we zien of u als een echte piet door de schoorstenen kunt kruipen. Zo snel mogelijk. Duidelijk?”
Meneer Van der Kuil knikt.
“Klaar voor de start? Af!”
Meneer Van der Kuil zakt door de knieën en verdwijnt in de tunnel. We zien de tunnel bewegen, maar meneer Van der Kuil komt er niet uit.
Hoofdpiet: “Meneer Van der Kuil? Meneer Van der Kuil? Sneller graag!”
We horen wat rare geluiden uit de tunnel komen. Dan verstaan we wat meneer Van der Kuil zegt: “Piet, help! Ik zit vast!”
De hoofdpiet zucht en kijkt in de tunnel. Hij gebaart naar twee andere pieten dat ze moeten komen helpen. Samen zetten ze de tunnel en meneer Van der Kuil recht en helpen ze hem uit de tunnel.
Hoofdpiet: “Nou, dit was ook niet zo goed. Jammer. Nou ja. Misschien kunt u heel goed op daken klimmen. Dat is ook belangrijk.”
Hij wijst naar pakjes en naar de huishoudtrap.
“U pakt hier een cadeautje en klimt met het cadeautje in uw hand zo snel mogelijk omhoog. U let er natuurlijk op dat u het cadeautje niet laat vallen!
Is het duidelijk?”
Meneer Van der Kuil knikt.
“Klaar voor de start? Af!”
Meneer Van der Kuil pakt snel een cadeautje en gaat de trap op. Halverwege beginnen zijn benen te schudden en grijpt hij met twee handen de ladder vast. Het cadeautje valt op de grond.
Hoofdpiet: “Wat doet u nu? Snel omhoog, en niet laten vallen, zei ik!”
Meneer Van der Kuil blijft beven en bibberen. Hij durft zich duidelijk nauwelijks te bewegen.
“Piet, help! Ik zit vast!”
“Waarom zit u vast? U kunt toch verder omhoog?”
“Nee! Ik heb hoogtevrees!”
De hoofdpiet zucht en gebaart naar de twee andere pieten dat ze hem moeten helpen. Ze helpen meneer Van der Kuil naar beneden, die een zucht van verlichting slaakt als hij weer op de grond staat.
“Ook dit ging niet zo goed, meneer Van der Kuil. Misschien bent u het meest geschikt voor strooien. Probeert u dat eens.”
Hij wijst naar een juten zak vol strooigoed.
Meneer Van der Kuil begint te stralen, pakt de zak op en gooit strooigoed het publiek in.
Als de rust is teruggekeerd en het publiek het snoep bij elkaar heeft gegrabbeld dat door meneer Van der Kuil is gestrooid, zegt de hoofdpiet: “Dit is duidelijk. U mag mee met andere pieten om te strooien. Dat gaat heel goed. Maar de rest… is miserabel! Ik kan u geen pietendiploma geven, maar wel een certificaat. Dat is een klein stukje van het diploma. Voor de rest van het diploma moet u nog echt hard oefenen! Nou ja. Hier hebt u alvast uw pieten-strooi-certificaat. Gefeliciteerd!”
De hoofdpiet overhandigt meneer Van der Kuil een officieel uitziend document.
Meneer Van der Kuil is enorm blij en bedankt de hoofdpiet hartelijk. Terwijl hij afloopt, gooit hij nog wat pepernoten de zaal in. De hoofpiet en de andere pieten schudden hun hoofd en lopen ook af.

Opmerking: wellicht gaan de kinderen op uw school ook een pietendiploma halen tijdens de gymlessen. Het is natuurlijk goed mogelijk om meneer Van der Kuil precies dezelfde onderdelen te laten doen. In dat geval moet u de presentatie van dit toneelstuk waarschijnlijk in de gymzaal houden. Bedenk van tevoren goed wat er bij elk onderdeel fout kan gaan en sluit weer af met het strooien van pepernoten, als enige onderdeel dat succesvol is!

Speltips

Meneer Van der Kuil

Meneer Van der Kuil moet heel sympathiek overkomen op het publiek. Hij is een wat oudere man, die niet meer werkt en zich duidelijk verveelt zonder gezelschap. Hij doet steeds erg zijn best, zowel om een afspraak te maken als om het pietendiploma te halen, maar het is duidelijk dat het allemaal niet zo goed lukt.
Moeilijke momenten in het spel zijn het in elkaar knutselen van het sinterklaaskostuum en het inpakken van de pakjes tijdens de pietentest.
Uw speler moet snappen dat hij niet “echt” een mijter hoeft te knutselen. Hij kan doen alsof, want alles wordt van tevoren voorbereid. Het moet er wel echt uitzien. Dus hij knipt in het karton, doet alsof hij meet of het karton groot genoeg is voor zijn hoofd, en knipt weer verder. Als hij de cadeautjes inpakt, moet hij vooral onhandig overkomen. De speler moet oefenen hoe hij het papier verfrommelt terwijl het eruitziet alsof hij echt zijn best doet. (Fronsen, tong uit de mond, het pakje nog eens omdraaien en opnieuw beginnen.)

Als meneer Van der Kuil iemand belt om iets af te spreken, klinkt hij erg hoopvol. Maar hij klinkt heel teleurgesteld als de afspraak niet doorgaat.
Oefen met uw speler het verschil in klank. Laat hem een paar keer iets zeggen op een overdreven blije manier en vervolgens op een extreem droevige toon. Overdrijven is nodig om het duidelijk te maken voor het publiek.

Hetzelfde geldt voor de gezichtsuitdrukking van meneer Van der Kuil. Elke keer als hij begint te bellen (of als hij een nieuwe opdracht krijgt van de hoofdpiet) is hij heel verwachtingsvol. Hij lacht dan van oor tot oor en verheugt zich duidelijk op het gesprek. Aan het eind van het gesprek kijkt hij daarentegen heel somber. Ook hier is overdrijven nodig om duidelijk te zijn voor het publiek.
Een mooie oefening is om een vaste zin te gebruiken, die niet in dit toneelstuk voorkomt, bv.: “Mijn moeder wil dat ik boodschappen ga doen.” of “Mijn boterhammen met kaas zijn nog niet op.” Laat de speler de zin eerst heel blij zeggen en daarna heel droevig. Vervolgens nogmaals, maar nu ook met de gezichtsuitdrukking die erbij hoort.
Natuurlijk moet de speler die de hoofdrol speelt, dit oefenen, maar u kunt deze oefening ook met de hele groep doen. Als vervolgoefening kunt u de kinderen in tweetallen een gesprek laten voeren op een heel opgetogen, blije manier – of juist in een neerslachtige toon.
Bespreek de oefening na:

– “Waarom klinkt iets nu vrolijk of juist niet?”
– “Wanneer lukt het heel goed en wanneer niet? Is het bv. handig om te overdrijven en ook blij of droevig te kijken, terwijl je praat?”

Aankleding

Meneer Van der Kuil draagt een wat slobberige broek en een overhemd met een printje. Hij heeft buiten een geruite pet op en hij heeft een wandelstok of een paraplu die hij gebruikt om op te leunen. Hij draagt een lange regenjas (maar pas op met het kiezen van de jas… hij mag absoluut geen “vieze man” worden.)

Meester Jan heeft een felgekleurde, wollen trui aan boven een modieuze broek. Hij draagt keurige, leren schoenen.

De kinderen hebben spijkerbroeken aan met vrolijke T-shirts. U kunt hen natuurlijk ook allemaal een school-T-shirt laten aantrekken, als uw school dat heeft.

De hoofdpiet en de andere pieten moeten er heel goed uitzien. Zorg ervoor dat hun schmink mooi dekkend is. Poeder hen eventueel af (met fixeerpoeder) om glimmen te voorkomen. O.a. het merk Grimas heeft alles wat u hiervoor nodig hebt; ook een handleiding voor het schminken van Sinterklaas en Zwarte Piet. Op hun website kunt u bij productinfo – groepen de sinterklaasartikelen vinden. Veel feestwinkels verkopen deze spullen ook. Een paar basisonderdelen zijn genoeg om jaren te kunnen schminken!

Sinterklaas moet er duidelijk veel beter uitzien dan meneer Van der Kuil in zijn zelfgeknutselde sinterklaaskostuum. Misschien kunt u een sinterklaaskostuum huren. Als dat niet mogelijk is, let dan in ieder geval goed op de schmink en de baard. Er zijn heel goede (goedkope) witte baarden te koop, die u niet alleen met elastiek, maar ook met een druppeltje mastix (huidlijm) op hun plaats houdt.