Steeds meer mensen raken enthousiast over de visie van Linda Kavelin Popov (psychologe in Canada). Zij had eind jaren tachtig van de vorige eeuw de wens, een bijdrage te leveren aan het wereldwijd terugdringen van het toenemende geweld onder jongeren. Inmiddels heeft zich haar gedachtegoed – dat de VN ooit het beste opvoedingsprogramma ter wereld noemde – wereldwijd verspreid.
De deugdenvisie is geen lesmethode, maar een positieve levenshouding, die zowel kinderen als volwassenen in hun kracht zet.
Om het woord deugden toegankelijker te maken, kunt u ze bij jonge kinderen eerst hun schatten noemen.
Introductie
UITGEBREIDE VARIANT
Aandacht
Maak dankbaar gebruik van het feit, dat jonge kinderen nieuwsgierig en leergierig zijn. Neem een tas (met meerdere vakken) – of (nóg mooier): een schatkist – en zet die voor in de klas op een tafel. Zeg dan tegen de kinderen: ‘We gaan schatzoeken!’ En u zult merken, dat u dat geen tweede keer hoeft te zeggen, om de aandacht te trekken.
Ritueel
Wijs een kind aan, dat de kist of een vakje van de tas mag openen. Daarin zit een schatkistje of een handpop, een voorleesboek, een muziekinstrument of iets anders. Hiermee doet u (kort) een leuke activiteit, waarna het ritueel zich herhaalt. Vooral spelen met een handpop vinden kleuters geweldig!
Schatten
Vertel hierna (of een volgende keer), dat u niet één schatkist, maar wel dertig schatkisten in de klas ziet! Laat de kinderen raden waarom u hen bedoelt. Daarna vertelt u over hun mooie eigenschappen, zoals behulpzaamheid en moed. En vertel ook, dat u samen met de kinderen het hele jaar op zoek zal gaan naar steeds nieuwe schatten. Want de kinderen hebben er heel veel!
EENVOUDIGE VARIANT
Wanneer u het voorgaande te bewerkelijk vindt of wanneer u tegen poppenspel opziet, dan kunt u een boek (of een verhaal) als start gebruiken. Lees hierna hoe u dit kunt gebruiken, om met de deugden te beginnen.
Mogelijke activiteiten
DEUGD: MOED
Laat ik als voorbeeld de deugd Moed nemen. Die past uitstekend bij het thema van de Kinderboekenweek 2011: Superhelden. Dapper durven zijn. Alle hierna beschreven activiteiten zijn afgestemd op de genoemde deugd.
→ U kunt één keer per week een half uur extra aandacht besteden aan de introductie van een bepaalde deugd.
VOORLEZEN
Verhaal
In de schatkist zit een prentenboek of een boek met voorleesverhaaltjes. U leest een verhaal voor, waarin iemand wél of juist géén moed laat zien. Geschikt is bijvoorbeeld: Bang mannetje, van Mathilde Stein (Lemniscaat, Rotterdam). En: Iedereen een prik (uit: Jelle en Minke), van Hieke van der Werff (De Vier Windstreken, Rijswijk).
Vragen
Na het verhaal stelt u (kort) een aantal vragen, om de kinderen te laten nadenken en hun ervaringen te laten delen. Bijvoorbeeld:
– Wie liet moed zien?
– Zou jij ook bang zijn in die situatie?
– Wanneer ben je wél moedig en wanneer ben je dat niet?
– Heeft iemand dit wel eens meegemaakt? (Bijvoorbeeld: een prik krijgen. Of: langs een enge plek moeten lopen.)
– Kun je ook te moedig zijn? (Bijvoorbeeld: iemand zegt, dat je laf bent als je niet op het dak durft te klimmen. Moet je dat dan tóch maar doen?)
HANDPOPPEN OF VINGERPOPJES
Poppenspel
Een kind pakt uit de schatkist de handpoppen (of de vingerpopjes) Dukkie en Tokkie (eend en kip). U speelt vervolgens een kort verhaal:
Dukkie en Tokkie gaan voor het eerst naar het bos en vinden een rugzakje. Dukkie is heel bang om in het rugzakje te kijken. Hij kijkt een paar keer voorzichtig en gilt het uit, als hij een rode staart meent te zien. Tokkie blijft rustig. Uiteindelijk springen Tokkie en Dukkie samen in het rugzakje. (Je hoort een hoop lawaai en je ziet van alles bewegen in het rugzakje!) Na een tijdje komen ze er met het vermeende monster uit. Het blijkt een rode paraplu te zijn! Dukkie en Tokkie doen de paraplu open en gaan er samen giebelend onder zitten. Nu zijn ze zélf een eng monster geworden!
Vragen
Na het verhaal kunt u weer vragen stellen. Bijvoorbeeld:
– Wie liet er moed zien?
– Hoe?
– Heb je ook moed nodig, om te zeggen dat je bang bent?
– Moet jij wel eens moed verzamelen?
– Wat kun je dan doen?
Erken tot slot de moed bij de kinderen, om hierover openhartig te praten.
DIAMANT
Werkwijze
– In de schatkist zit een schatkistje, met daarin een diamant van papier. (Zie de afbeelding hierna.) Hierin zit een gaatje, zodat de kinderen er later een ketting van kunnen maken!
– De kinderen krijgen allemaal een diamant en stempelen (of schrijven) hun naam erop.
– Als u één keer per week aan de kinderen vraagt wie er moed (of een andere deugd) heeft laten zien (of wie die deugd bij een ander heeft gezien), tekenen de kinderen een symbool op hun eigen diamant of plakken er een sticker op.
Aandachtspunten
– Werk alleen de eerste weken met stickers, want anders gaan de kinderen misschien alleen vanwege die stickers bepaald gedrag vertonen!
– In de week, dat de deugd Moed centraal staat, kunt u bijvoorbeeld een raket of een injectienaald als symbool gebruiken, omdat beide dingen voor veel kinderen met moedig gedrag te maken hebben!
MUZIEK
– U doet een cd-rom in de schatkist en zingt samen met de kinderen een liedje over moedig zijn of bang zijn. Op de cd bij Het grote prentenboekenliedjesboek (van Elle van Lieshout en Erik van Os, Lemniscaat, 2006) staan er meerdere.
– Of u doet een muziekinstrumentje in de schatkist en vraagt welke kinderen willen optreden.
Erken de moed van de kinderen, omdat ze dat durven! En erken bij de luisterende kinderen hun vriendelijkheid of de aandacht, die ze tonen.
SPEL
In de speel- of gymzaal (of op het schoolplein) doet u diezelfde week een spel, waarbij kinderen moed kunnen laten zien. Bijvoorbeeld:
– U maakt twee rijen van kinderen, die tegenover elkaar staan.
– Eén kind wordt geblinddoekt.
– U wijst de kinderen aan, die het geluid van een hond, de wind of iets anders mogen maken.
– Eén kind mag als spin zachtjes het geblinddoekte kind kriebelen.
– U begeleidt zelf het kind tussen de twee rijen door.
Heeft het kind de moed om door te lopen? En laten de andere kinderen betrouwbaarheid zien?
TONEEL/PANTOMIME
– U stopt in de schatkist verkleedkleren en/of opdrachtenkaartjes.
– U laat de kinderen vervolgens iets uitspelen. Bijvoorbeeld: iemand komt bij de tandarts. Of: iemand komt met zijn hond bij de dierenarts.
– De eerste keer moeten de kinderen géén moedig gedrag laten zien. De tweede keer wél.
– U kunt daarna vragen stellen over moed verzamelen en over de nadelen van niet moedig zijn.
Kunnen de kinderen elkaar hierbij helpen?
De deugden integreren en tot gewoonte maken
BENOEMEN EN WAARDEREN
Tijdens de introductieperiode leren de kinderen begrippen (deugden) als behulpzaamheid, geduld, samenwerking, doorzettingsvermogen en verantwoordelijkheid kennen. (De laatstgenoemde deugd kan bijvoorbeeld worden geoefend door twee kinderen de schatkist voor de volgende week te laten vullen en iets voor te bereiden.) De kinderen leren erover na te denken en deugden in zichzelf en in elkaar te herkennen. Dit geeft zelfvertrouwen en een prettige sfeer.
Zélf went u zich aan om prettig gedrag te benoemen en te waarderen. U kunt nu kijken of u de kinderen (en collega’s en uzelf) bij de dagelijkse gang van zaken op deugden kunt betrappen: doorzettingsvermogen of samenwerking bij een werkje, geduld bij het moeten wachten, vriendelijkheid bij het kringgesprek of rekening houden met anderen bij het oplossen van een probleem. U zult zien hoeveel deugden er dagelijks te ontdekken vallen!
U kunt uw waardering laten merken, als een kind een bepaalde deugd laat zien. Bovendien kunt u uitleggen wat hier zo prettig aan is. Bijvoorbeeld: ‘Wat behulpzaam van jou, dat je … opruimde. Daardoor konden we snel …’
Het gaat dus om het gedrag, dat iemand op een bepaald moment laat zien. Het is niet de bedoeling om etiketten te plakken, in de zin van: jij bént zus of zo. Uiteraard hoeft u niet altijd deugden/gedrag te benoemen. De boodschap achter een knipoog of een aai over de bol is voor een kind óók heel duidelijk!
ROLMODEL
Ben u ervan bewust, dat u zélf een rolmodel bent. Als u geduld en vriendelijkheid bij de kinderen wilt stimuleren, terwijl u zelf bij het minste of geringste tegen de kinderen schreeuwt, dan zal de boodschap vermoedelijk niet overkomen!
U kunt met vriendelijkheid naar uzelf kijken en ontdekken welke deugden u misschien zelf meer in balans kunt proberen te brengen. Misschien bent u bijvoorbeeld erg doelgericht en daardoor te weinig flexibel?
Niet alleen erkennen
BEGELEIDEN EN CORRIGEREN
Bovenstaande werkwijze kunt u niet alleen inzetten om deugden te erkennen en daardoor te versterken, maar ook bij het begeleiden van kinderen in hun ontwikkeling. (Bijvoorbeeld: ‘Bij dit werkje heb je wat geduld nodig en dat vind je soms moeilijk. Wat (of: welke deugd) kan je daarbij helpen?’)
Bij onprettig gedrag is het de kunst te zien welke deugd bij het kind op dat moment ontbreekt en daarop een appèl te doen. Dan is er dus sprake van corrigeren. (Bijvoorbeeld: ‘Hoe kun je meer rekening houden met …?’)
KIJKEN MET DE DEUGDENBRIL
Het (h)erkennen van een deugd – ook in voor u onprettig gedrag – kan als een eyeopener werken, voor zowel u, als voor het kind! Een kind kan zeuren of iets niet willen, maar daarmee wél vasthoudendheid of assertiviteit laten zien. Aan u de taak te bevestigen wat u ziet en daarnaast het kind te leren hoe een en ander meer in balans te brengen.
Pas op voor het manipuleren met deugden! Uitgangspunt moet altijd zijn: wat heeft het kind nu nodig? Wat helpt in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling?
GROEPSAFSPRAKEN, MET GEBRUIK VAN DE DEUGDEN
Als uw groepsafspraken worden geformuleerd in zinnen als: ‘Niet rennen, niet vechten, niet …’, dan kunt u die formuleringen – samen met de kinderen – veranderen in specifieke regels, positief geformuleerd, vanuit de deugden. Voorbeelden:
– We zijn vriendelijk voor elkaar en voor onze spullen.
– We zijn voorzichtig en denken aan onze veiligheid en die van anderen.
– We zijn vredestichters.
– We gebruiken woorden in plaats van vuisten.
Succes!
Meer informatie
Wilt u meer weten over het onderwerp van dit artikel? Kijk dan op deugdenproject.nl voor boeken, reflectiekaarten, posters en informatie over strategieën, lezingen en cursussen.
Bronnen
– Linda Kavelin Popov, Het deugdenboek voor het onderwijs, Uitgeverij De Zaak, Groningen, 2005. (ISBN 978-90-77770-07-8.)
– Hieke van der Werff, Het grote overblijfboek. Hierin staan 160 verhaaltjes, spelletjes en tips rondom 20 deugden. De Vier Windstreken, Rijswijk, 2011. (ISBN 978-90-5116-128-1.)
Literatuurtips
– Jonathan Collins, De avonturen van Mali & Keela. Een deugdenboek voor kinderen. Uitgeverij ACT on Virtues, 2011 (actonvirtues.nl).
– Charles Hamburger, Deugnieten en deugden. Over het aanleren van deugden, als grondslag voor fatsoenlijk gedrag. Als artikel verschenen in Praxisbulletin, 28ste jaargang, nummer 1 (september 2010), Uitgeverij Malmberg, ’s-Hertogenbosch.