Het artikel in het Praxisbulletin gaat over kinderen bij wie de motivatie om te leren is verdwenen. Hoe ga je daar als leerkracht mee om? Hoe kun je deze kinderen weer aan het werk krijgen?
Het artikel geeft voornamelijk algemene suggesties, die vooral goed toepasbaar zijn op de meest voorkomende oorzaak van het geen zin meer hebben in leren: een gebrek aan succeservaringen, veroorzaakt door leerproblemen. In deze internetuitbreiding vindt u suggesties voor het omgaan met kinderen die door andere oorzaken niet meer willen werken, en suggesties voor een gesprek met een ongemotiveerde leerling.
Hulp aan leerlingen die geen zin (meer) hebben in leren
Het bladartikel gaat specifiek over leerlingen die door leerproblemen gedemotiveerd zijn geraakt. In deze internetuitbreiding gaat het over leerlingen die door andere redenen geen zin meer hebben in leren. Over de verschillende oorzaken is heel veel te vertellen. Hier bieden we een paar mogelijke oplossingen aan, die als een soort “eerste hulp” te gebruiken zijn. Zo kunt u alvast actie ondernemen en u ondertussen eventueel verder (laten) informeren.
Ouders
Niet alle leerlingen zijn eraan gewend dat ze aan bepaalde eisen moeten voldoen. Hun ouders vinden hen “nog zo jong” of zijn van mening dat ze “nog lang genoeg moeten leren”. Probeer deze ouders met kleine stappen te bewegen om meer van hun kind te vragen. Dat kan door samen met hen een handelingsplan op te stellen. Afhankelijk van het probleem kan daarin ook de thuissituatie worden meegenomen, waarin het kind ook verantwoordelijk wordt voor kleine, passende taken, bv. de verzorging van huisdieren of de tafel dekken en/of afruimen.
Soms staan ouders niet of te weinig achter onderwijs of school. Hierdoor krijgen kinderen voorgeleefd dat school niet belangrijk is. Er is geen support van de ouders naar school, maar ook niet naar het kind. Als ouders geen waardering hebben voor schoolgaan en de prestaties van hun kind, werkt dit (op den duur) demotiverend voor het kind. Bovendien voegt het zich als vanzelfsprekend naar de waarden en normen van de ouders.
Vaak hebben leerkrachten al veel gedaan om de ouders bij school te betrekken. Helaas heeft dat niet altijd effect. Wanneer ouders duidelijk niet achter schoolgaan staan, zult u het zonder hun steun moeten doen. Probeer zelf een goede band met het kind op te bouwen. Ga in op zijn of haar belevingswereld buiten de school. Zoek aanknopingspunten bij sport of hobby. Accepteer dat de school voor dit kind niet belangrijk is. Zet in op de relatie met het kind. Wanneer het kind de leerkracht waardeert en respecteert, zal het bereid zijn om die een plezier te doen. Daaraan kan het kind de leermotivatie ontlenen.
Emotionele problemen
In gezinnen kan veel aan de hand zijn, waardoor het kind niet (meer) gemotiveerd is voor school. Er kunnen problemen zijn op het werk van een ouder, of dreigende werkloosheid kan een rol spelen.
Ook problemen binnen de relatie tussen de ouders kunnen van invloed zijn. Echtscheidingsproblemen hebben een grote impact op kinderen.
Verdriet en rouw kunnen eveneens voor verminderde motivatie zorgen. Wanneer een dierbare is overleden (daaronder valt ook het verlies van huisdieren) of uit de directe omgeving is vertrokken (verhuizing van vriendje of vriendinnetje), kan het kind uit zijn doen raken. Sommige kinderen raken depressief en voelen zich te ongelukkig om zich te kunnen inspannen.
Een gesprek met het kind kan helderheid verschaffen over de oorzaak van de schoolproblemen. Neem het kind daarbij serieus, al lijkt het probleem voor u misschien onbeduidend!
Vaak helpt het al, wanneer er naar het kind geluisterd wordt. Gedeelde smartā¦! Maak een vervolgafspraak voor een gesprekje. Reageer elke dag even kort naar het kind en maak een opmerking als: “Kun je het redden?”, “Ik vind dat je het vandaag prima deed!” “Je ziet er vandaag vrolijker uit, klopt dat?”
Over veel kinderproblemen zijn kinderboeken in de handel. Bied het kind het betreffende boekje te leen aan, maar dring het niet op. Ook kunt u het boekje op een bereikbare plaats neerzetten en het kind de mogelijkheid geven om het tijdens stillezen te pakken. Wanneer een thema (bv. echtscheiding) bij meer kinderen speelt, kunt u het boek ook klassikaal voorlezen.
Een kringgesprek kan een mooie gelegenheid zijn om het kind te laten merken dat het niet alleen staat in zijn problematiek. Betrek het betreffende kind niet nadrukkelijk in het gesprek, maar laat vooral andere kinderen hun eigen oplossingen vertellen! Knoop er zo mogelijk een verwerkingsopdracht aan vast.
Iedereen maakt in het leven wel eens iets mee dat als een last meegedragen wordt. Ook hieraan kunt u een kringgesprek wijden. Geef elk kind twee blaadjes papier, elk van een andere kleur. Laat het kind op het ene blaadje schrijven wat het niet meer wil (meenemen) in de toekomst. Op het andere blaadje schrijft het iets leuks, wat het wil blijven doen of zich herinneren in de toekomst. Zo kun een kind bij een overleden poes opschrijven dat het het verdriet ervan niet wit meenemen, maar de leuke herinneringen van de poes wel. Neem met een ritueel afscheid van alles wat de kinderen niet willen meenemen, bv. door de blaadjes te versnipperen of ā spectaculairder ā te verbranden.
Faalangst
Kinderen die niet aan het werk durven omdat ze bang zijn fouten te maken, kunt u helpen door van tevoren aan te geven welke criteria gelden. (“Je hebt het goed gedaan als je er … goed hebt.”) Vertel vooraf wanneer u het gaat nakijken, en wat er gebeurt als het werk niet goed gemaakt of niet af is.
Het is voor deze kinderen fijn, als ze weten wat er van hen verwacht wordt. Leg vooral de nadruk op het proces en niet op het product. Dat kan bv. door cijfers (of stickers!) te geven voor “goed je best doen” en niet de resultaten te beoordelen.
Ook helpt het al een beetje, wanneer u aan de groep uitlegt wat faalangst is en wanneer u dat bv. zelf hebt (gehad). De kinderen vinden het vaak geruststellend, als ze weten dat dit vervelende probleem een bekend probleem is, met zelfs een speciale naam ervoor. Klasgenootjes herkennen deze problemen ook vaak en kunnen suggesties doen om ermee om te gaan.
Hoogbegaafdheid
Voor sommige kinderen is het werk ā of een bepaald vakgebied ā te makkelijk. Laat deze kinderen alvast de volgende toets maken en bekijk aan de hand van het resultaat welke oefeningen ze nog moeten maken. In de resterende tijd kunnen ze aan hun favoriete onderwerp werken en daarover een werkstuk of presentatie maken.
Ook kunt u hun een biologie-, aardrijkskunde- of geschiedenisonderwerp laten uitdiepen. De bevindingen kunnen ze als een les aan de rest van de groep geven.
Probeer deze kinderen niet op hun eentje te laten werken. Niemand is immers graag een uitzondering! Wanneer u onvoldoende “goede” leerlingen beschikbaar hebt om een groepje te vormen, kunt u per opdracht de partner(s) laten wisselen.
Algemeen
Erkenning van de problemen is voor kinderen erg belangrijk! Vaak lost dit al een deel van het probleem op.
Dit kunt u extra zichtbaar laten maken door de kinderen regelmatig feedback te laten geven. Soms kan dat ook klassikaal. Zo kunnen ze met een emoticon aangeven of ze de les (of toets) moeilijk, makkelijk of neutraal vonden. Voor individuele problematiek kunt u een blad maken waarop elke dag met een emoticon aangegeven kan worden, hoe het kind zich voelde.
Laat andere kinderen regelmatig vertellen (en doe dat zelf ook), hoe ze met moeilijkheden omgaan. Moeilijkheden zullen de kinderen altijd blijven tegenkomen. Al is er geen wind, de zee blijft golven. Zaak is het, hoe je daarmee omgaat! Rolmodellen zijn hierbij heel belangrijk.
Over de hierboven geschetste oorzaken voor motivatieproblemen is veel informatie verschenen. Surf eens wat op het internet of lees een boekje over de betreffende problematiek. Dat levert u naast meer begrip voor het kind ook vast een aantal suggesties op die in uw situatie bruikbaar zijn!
Suggesties voor een gesprek met een ongemotiveerde leerling
Voorafgaand aan het gesprek
Houd goed uw gespreksdoel voor ogen: een oplossing zoeken voor het probleem van het kind. Preken of inpraten op het kind horen daar niet bij.
Bedenk, dat een minimale oplossing vanuit het kind veel effectiever werkt dan een ultieme oplossing, bedacht door de leerkracht.
Door het kind cijfers te laten geven kunt u een aardige indruk krijgen van hoe het bepaalde zaken ervaart en hoeveel aandacht u daaraan moet schenken.
Maak van tevoren een afspraak met het kind over het tijdstip en het onderwerp van het gesprek en maak vooral duidelijk dat het zeker geen strafmaatregel betreft!
Introductie
Leg aan het kind uit waarover u zich zorgen maakt en dat u in onderling overleg wilt nagaan wat u als leerkracht voor het kind kunt doen om leren weer leuk te maken. Daarvoor hebt u wel informatie nodig en daarom gaat u wat vragen stellen, om te kijken wat er wel goed gaat en wat niet zo goed.
Zeg ook dat het gesprek vertrouwelijk is, dat u het kind van tevoren zult meedelen of en wat u aan anderen gaat doorvertellen. (Het is belangrijk, dat het kind weet dat u dingen geheim zult houden, tenzij de veiligheid van het kind in het geding is.)
Vragen die u kunt stellen
Om de situatie duidelijker te krijgen:
– Hoe vind je dat het met je gaat? Welk cijfer geef je daarvoor?
– Wanneer het kind aangeeft dat het niet goed zo gaat, vraagt u erover door: hoe zou dat komen, denk je?
– Soms geeft het kind nauwelijks antwoord. Reageer dan door een belangrijk woord uit dat korte antwoord te herhalen. Meestal reageert het kind daarop door meer informatie te geven. Wees daarbij niet bang voor stiltes: geef de tijd om na te denken.
– Ook kunt u proberen het probleem wat te specificeren: kan het zijn dat je je verdrietig voelt? Kan het zijn dat je je anders voelt dan andere kinderen? Kan het zijn dat je je verveelt? Kan het zijn dat je geen fouten wilt maken?
– Als bevestigend geantwoord wordt, kunt u ook hier weer meer reacties uitlokken door een of meer woorden uit het antwoord te herhalen (“Je voelt je verdrietig”). Vraag wat er moet gebeuren om dit te verbeteren.
Over school:
– Hoe leuk vind je school? Welk cijfer krijgt naar school gaan van jou?
– Hoe heb je het thuis? Welk cijfer krijgt thuis zijn van jou?
– Wanneer er problemen thuis lijken te spelen, kun je hier nader op in gaan door bv. te vragen:
– Wat vind je thuis leuk of fijn gaan?
– Wat vind je niet zo leuk?
– Waar zou dat door komen, denk je?
– Wat moet er gebeuren om dat te verbeteren?
– Ook is het belangrijk om pestproblemen uit te sluiten:
– Hoe leuk heb je het in de klas met de kinderen? (Laat zo mogelijk een cijfer geven)
– En in de pauze? Na schooltijd?
– Heb je wel eens problemen met andere kinderen? (Met wie? Hoe komt dat, denk je? Hoeveel zorgen maak je je daarover?)
– Wat vind je leuk om met andere kinderen te doen? En wat vind je niet leuk om met anderen samen te doen? Hoe komt dat, denk je?
Over het schoolwerk:
– Wat vind je leuk om op school te doen? Waarom is dat leuk?
– Wat vind je niet leuk om te doen? Hoe komt dat, denk je?
– Hoe graag wil je het oplossen, verbeteren? (Ook hier kunt u een cijfer laten geven.)
– Wanneer zou het voor jou leuker/beter zijn?
– Wat kan ik/kunnen we samen doen om dat voor jou beter te maken?
– Op welke manieren kan ik je (beter) helpen?
– Hierbij kunt u een aantal suggesties noemen (minder werk, rekenmachine, bij twijfel eerder nakijken, enz.). Let er wel op, dat het kind zijn of haar eigen keuze maakt!
Afspraken maken
Vat de uitspraken van het kind samen: ” Ik begrijp, dat je ā¦ en dat ik je beter kan helpen door ā¦”
Geef aan, hoe en wanneer u dat gaat realiseren. Wees zo duidelijk mogelijk. Vraag of u het kind goed begrepen hebt en hoe het over de afspraken denkt. Pas ze zo nodig aan: het gaat erom dat u de oplossingen zoveel mogelijk op het kind afstemt!
Neem de afspraken serieus, door ze bv. samen te ondertekenen en mee naar huis te geven. Spreek een dag af, waarop jullie de afspraken gaan evalueren. En het belangrijkst natuurlijk: kom uw afspraken na. Wanneer zich tussentijds problemen voordoen, gaat u weer in gesprek met het kind om desgewenst de afspraken aan te passen. Ga ook daar weer serieus mee om: ondertekenen en mee naar huis geven.
Tot slot enkele algemene aandachtspunten:
– blijf dicht bij het eigenlijke probleem;
– accepteer de visie van het kind;
– begin zo mogelijk met Ć©Ć©n kleine, haalbare stap;
– heb oog voor de pogingen van het kind, al lukt het niet meteen;
– complimenteer met gerichte feedback!