Als kinderen leren lezen, gaat er vaak veel aandacht uit naar de fouten die zij maken. Dáár wordt op geoefend. Maar dat is niet altijd zinvol. Totdat leerlingen het leesniveau hebben bereikt dat ze eind groep 3 zouden moeten hebben, is het beter om vooral te oefenen op wat goed gaat. Onderzoeksresultaten en tips.

Bestanden

Klik op de naam van het bestand om het te openen.

Artikel

Inleiding

Deze uitbreiding hoort bij het artikel “Succes herhalen” van Esther Steenbeek-Planting.

Oefenwoordjes met instructie

De toepassing van de spellingregels medeklinkerverdubbeling (zoals bij bel – bellen) en klinkerverenkeling (zoals in naam – namen) is vaak lastig voor kinderen om te leren. Dat geldt het meeste voor woorden die erg op elkaar lijken zoals poten-potten, bomen-bommen en baken-bakken. Vooral zwakke lezers maken zich deze woorden onvoldoende eigen, waardoor ze ze niet goed vlot en automatisch lezen. Het is daarom belangrijk dat kinderen juist deze woorden veel oefenen.

Woordensparen

Hieronder staat een lijst met woordenparen die veel voorkomen in het Nederlands.
Het is het beste om de woorden te oefenen oplopend in moeilijkheidsgraad. Kies daarom eerst woorden uit de linkerrij (potten), daarna uit de rechterrij (poten), en bied ze tot slot gemixt aan (balen, bonnen, dopen, kapper, koppen, laken).

Verder is het zinvol om de woorden op verschillende manieren aan te bieden, bijvoorbeeld:
1. Woorden lezen in zinscontext (Er zitten vogels in de bomen)
2. Woorden lezen ingebed in een woordenschatoefening (Hoort dit bij buiten? bomen, molen, boten …; Vind je dit in een huis? deken, laken, bedden …)

3. Woorden hardop los lezen, eventueel als flitsoefening

In de leesgame Letterprins zijn deze woorden, oplopend in moeilijkheidsgraad en met verschillende soorten oefeningen, opgenomen in de gamelevels 8 tot en met 11.

bakken baken
ballen balen
bedden beden
bommen bomen
bonnen bonen
botten boten
botter boter
dekken deken
dokken doken
dollen dolen
doppen dopen
hallen halen
hellen helen
hollen holen
hoppen hopen
horren horen
kappen kapen
kapper kaper
kokken koken
kommen komen
koppen kopen
lakken laken
latten laten
leggen legen
legger leger
lekken leken
makken maken
makker maker
mallen malen
mannen manen
matten maten
metten meten
mollen molen
motten moten
pokken poken
pollen polen
potten poten
redden reden
redder reder
reppen repen
rokken roken
takken taken
tellen telen
tonnen tonen
torren toren
vatten vaten
vellen velen
vetter veter
wakken waken
wakker waker
wekken weken
wennen wenen
wetten weten
zakken zaken
zeggen zegen
zonnen zonen