Het thema van de Kinderboekenweek 2008 is: poëzie. Voor de redactie van het Praxisbulletin was dit een reden om eens een tweetal artikelen op te nemen over het werken met rijmpjes, versjes en gedichten, bestemd voor alle groepen van de basisschool.
Het werken met rijmpjes, versjes en gedichten biedt veel mogelijkheden, zowel binnen als buiten de school. Kinderen én volwassenen kunnen er plezier aan beleven. Bovendien wordt de primaire taal aangesproken en ontwikkeld. Daarmee wordt bedoeld: het beweeglijke, het lijfelijke, de klank, het ritme, de melodie, de intonatie en de rijm van taal. Een “must” voor de taalontwikkeling. Ook voor kinderen, die het Nederlands als tweede taal leren.
Kinderen ontwikkelen taaldurf en taalgevoel. Ze kunnen taal samen beleven en experimenteren met klanken, zonder dat er een boodschap overgebracht hoeft te worden. Door met rijmpjes, versjes en gedichten te werken, leren kinderen én volwassenen om met taal te “spelen”. Bovendien wordt taalonderwijs er levendiger en creatiever van. Dit spelen met taal zou een vaste plek moeten krijgen in het onderwijsaanbod, vanaf de peutergroepen tot en met groep 8. Maar hoe? Daarover gaat deze tweedelige artikelenserie. In dit eerste artikel: groep 1-4.

Lees ook de uitbreiding

Bij dit artikel hoort een online uitbreiding. Klik hier om het artikel te lezen.

Taalontwikkeling in rijmpjes, versjes en gedichten

Baby’s en peuters

Het gebrabbel van baby’s is een eerste uiting van de primaire taal. De baby wil hiermee nog niet in communicatieve zin iets overbrengen, maar oefent en demonstreert plezier in het experimenteren met het beweeglijke en de klank van taal.
Baby’s en peuters kunnen vol overgave en met hun hele lijf genieten van bijvoorbeeld schootversjes. We weten allemaal hoe ze blijven vragen om herhaling, waarmee ze hun betrokkenheid op de primaire taal demonstreren.
Een andere uitingsvorm bij deze kleine kinderen is hun spontane onzintaal. Samen een “onzintaaltje” bedenken (en dat taaltje een tijdje volhouden) is steevast een succes en bewijst hoe deze kinderen houden van het ver doorgevoerde experiment met de klank van taal. En wie kent niet de zogenoemde bedmonologen van peuters en kleuters?

Kleuters

In de kleuterperiode kunnen kinderen erg geboeid zijn door versjes, die qua klank en melodie een mooi geheel zijn. Die versjes worden door kleuters graag uit het hoofd geleerd. Zelfs als het gaat om heel lange versjes (of verzen), zoals die uit het boek Het beertje Pippeloentje, van Annie M. G. Schmidt.
Diezelfde geboeidheid zet zich na de kleuterperiode voort in groep 3/4. Maar er komt dan iets anders bij. En dat is de interesse in rijmelarijen. Hier ligt de kans om kinderen ook beginrijm te leren. De eerste “tongbrekers” ontstaan, zoals in het vers Op de Bibelebontse berg, uit de bundel Rijmpjes en versjes uit de oude doos.

Basisschoolkinderen

Het basisschoolkind hecht in het algemeen aan afgesproken vormen en regels en houdt ervan om binnen die grenzen het maximale eruit te slepen. De zogenoemde vormgedichten – zoals elfjes, Lange Lijs-gedichten, limericks en haiku’s (die in deze tweedelige serie artikelen worden toegelicht) – mogen in deze leeftijdscategorie dus niet ontbreken. Ook hechten basisschoolkinderen veel waarde aan het collectieve, aan de groep en aan het product, dat de groep maakt. Ze vinden het belangrijk hoe anderen in de groep oordelen.
Kinderen in deze fase zullen graag samen met de groep een episodeboek van een gedicht maken of een gedichtenbundel van de hele groep samenstellen. Met die producten willen ze graag naar buiten treden op bijvoorbeeld een ouderavond of tijdens een weeksluiting. Gedichtenposters maken is ook een geslaagde activiteit.

Jongeren

Bij prepubers en pubers ligt dat een beetje anders. Bij hen ligt het accent kennelijk meer op het individuele. Zij houden van gedichten, met de nadruk op het expressieve, het uiten van je gevoelens. Dat soort gedichten maken zij dikwijls liever zelf. En ze delen die gevoelens niet altijd graag met anderen, behalve misschien met intieme vrienden en vriendinnen.
Dit is wel bij uitstek de fase, waarin de jongeren ervan houden om gedichten te rappen (hoewel je ze soms even over de drempel moet helpen), waaruit blijkt dat ook op deze leeftijd het beweeglijke en de klank van taal geliefd is. Tegelijkertijd trekt het veelzeggende van de inhoud van de tekst hun aandacht. Ze zijn nu bij uitstek in staat te genieten van het figuurlijke van taal, van vergelijkingen en metaforen. Jongeren ontwikkelen – als ze de kans krijgen – de vaardigheid om gedichten te maken, waarin ze persoonlijke overpeinzingen en gevoelens in beeldspraak kunnen vatten.

Doelen voor vorming en onderwijs

Het bovenstaande verklaart waarom je kinderen en jongeren zo enthousiast kunt krijgen voor het werken met versjes en gedichten. Deze inzichten over de taalontwikkeling vormen ook de basis voor een passend aanbod en voor een leerlijn poëzie.
Maar past zoiets eigenlijk wel bij de doelen van opvoeding en onderwijs? Of is het werken met versjes en gedichten alleen maar “leuk erbij”, om de boel wat op te vrolijken? We letten in dit artikel daarom eerst op de doelen voor vorming en onderwijs.

Poëzie als culturele en literaire vorming

Breed domein

Poëzie komt volgens Willem Wilmink (overleden in 2003) voort uit de liedkunst. In Wilminks ogen is het domein van de poëzie aanmerkelijk breder dan menig criticus denkt. Versjes horen er ook bij, terwijl ze vaak niet serieus worden genomen. Aan een gedicht mag je vooral plezier beleven.
Een gedicht – en dus ook een rijmpje of een versje – is een tekst met poëtische kenmerken (zoals: ritme, rijm, versvorm, herhaling, beeldspraak en een geconcentreerde stijl). De dichter probeert met een beperkt aantal zinnen zo veel mogelijk aan betekenis en gevoelswaarde op te roepen. Bij een gedicht bepalen vorm en inhoud – in samenhang – met elkaar de betekenis. Je hoeft een gedicht niet altijd te begrijpen (en zeker niet te ontleden). Je mag er ook gewoon van genieten. Bijvoorbeeld van het prachtige ritme, de klank of de woordkeus.

Kansrijke Taal

Het werken met poëzie heeft volgens Kansrijke Taal de volgende doelen:
• Plezier beleven in spelen met het beweeglijke, de klank, het ritme, de melodie, de intonatie en de articulatie van taal en het vaardig worden in dit taalspel.
• Ervaring hebben met (en het kennen van) diverse dichtvormen, versvormen en poëtische stijlverschijnselen. Kunnen spelen, experimenteren en ontwerpen, op het raakvlak tussen vorm en vrije dichtkunst.
• Beschikken over een persoonlijk repertoire van versjes en gedichten en die voor een deel uit het hoofd kunnen opzeggen en voordragen. De persoonlijke waardering van versjes en gedichten kunnen weergeven.
• Kunnen kiezen uit diverse poëtische middelen en die vorm kunnen geven voor het uiten van gevoelens en ervaringen.
• Plezier hebben (en vaardig zijn) in het spelen en experimenteren, op het raakvlak tussen letterlijke en figuurlijke taal.

De weg naar een meer structurele plek in het onderwijs

Poëzie verdient dus een structurele plek in het basisonderwijs. Er wordt op scholen wel gewerkt met rijmpjes, versjes en gedichten. Maar dat gebeurt vaak nog incidenteel (bijvoorbeeld in een thema of project) en te weinig structureel.
Werken met rijmpjes, versjes en gedichten kan er in het basisonderwijs écht bij gaan horen. Het kan een stevig ingebed onderdeel worden van groep 1-8. Maar dan zijn er wel enkele voorwaarden te noemen:
– Het kan een écht onderdeel worden, als er gewerkt gaat worden met een leerlijn poëzie.
– Ook is het nodig dat kring, instructie en verwerkingslessen een vaste plek op het rooster krijgen.
– En tot slot moeten teams kunnen werken met een inspirerend repertoire aan didactische werkvormen en leeractiviteiten. die passen bij rijmpjes, versjes en gedichten.

Activiteiten met rijmpjes, versjes en gedichten in groep 1-4

Hoe kun je op school met rijmpjes, versjes en gedichten aan de slag gaan? We geven u een rijtje met mogelijkheden voor groep 1-4:

• Met variatie opzeggen en uit het hoofd leren
Een gedicht hoeft niet altijd op dezelfde manier opgezegd te worden. Het kan op een monotone manier worden uitgesproken, maar ook bombastisch, vrolijk, fluisterend, op ritme, opgetogen, boos, verliefd, roddelend of verdrietig.

• Met actie opzeggen
Door een gedicht (of een rijmpje of een versje) met veel beweging op te leren zeggen, onthouden kinderen het beter en gaat het leven. Een versje als Hompeltje en Pompeltje moet bijvoorbeeld één golvende beweging worden. Het moet swingen!

• Inspreken
Kinderen spreken het gedicht in op een bandje (of een computer). Daarbij maken ze gebruik van de geleerde technieken uit de activiteit Met variatie opzeggen en uit het hoofd leren (zie hierboven). De ingesproken bandjes (of cd’s) kunnen vervolgens gebruikt worden bij het zelfstandig werken.
Nota bene. Op de cd-rom bij het boek Taaleducatie met versjes en gedichten staan (onder meer) achttien versjes en gedichten, die elk in vier à vijf varianten zijn ingesproken.

• In bundels bladeren
Kinderen kijken, lezen en grasduinen in dichtbundels. Ze lezen elkaar voor en vertellen wat ze van een bepaald gedicht vinden.

• Eigen dichtbundel
Zelfgekozen, zelfgemaakte en aangeleerde rijmpjes, versjes en gedichten komen – met illustraties van de kinderen – in een eigen dichtbundel (of in een gedichtenbundel van de groep). Kinderen kunnen hun waardering voor een gedicht uitspreken, die waardering erbij (laten) schrijven en/of met pictogrammen uitdrukken.

• Gedicht veranderen
Een bestaand gedicht kan heel mooi zijn. Maar soms kun je door eraan te sleutelen je eigen draai aan een gedicht geven. Als je bijvoorbeeld woorden vervangt door je eigen ideeën, dan ontstaat er opeens een nieuw gedicht. (Zie de uitgewerkte lesbeschrijving.)

• Onzingedicht
Maak gedichten met onzintaal. (Bijvoorbeeld: Ozewiezewoze.) Kinderen kunnen naar hartelust spelen met (en proeven van) klanken. De uitspraak kan betekenis geven aan het gedicht.

• Rijmraadselversje
Maak met de kinderen woordraadsels, waarvan het antwoord rijmt. Een voorbeeld:

Ik kan al je boodschappen dragen.
Ik ben een sterke…
winkelwagen.

• Elfje
Maak een elfje: een gedicht van elf woorden. Opbouw:
– Eén woord komt op de eerste regel.
– Twee woorden komen op de tweede regel.
– Drie woorden komen op de derde regel.
– Vier woorden komen op de vierde regel.
– En één woord komt op de vijfde regel.
Elke regel is een antwoord op een vraag. Het hoeft niet te rijmen. De vragen (en dus ook de antwoorden) kunnen variëren. Een voorbeeld:

Groen.
Een kikker.
In de boerensloot.
Springt op en neer.
Dood.

• Lange Lijs
Het basisgedicht hiervoor is: Luie Trui, van Shel Silverstein. Het gedicht wordt “lang” uitgeschreven. (Vandaar de naam.) Kinderen kunnen aan de hand van dit voorbeeld hun eigen Lange Lijs maken, met behulp van een werkkaart. Op deze werkkaart staat in schemavorm (voor elk woord een vakje, onder elkaar) het voorbeeld uitgeschreven. In een leeg schema maken de kinderen dan hun eigen Lange Lijs. Maar voordat er met de werkkaart wordt gewerkt, is het van belang om veel samen (hardop) te oefenen met de hele groep.
Nota bene. In de internetuitbreiding bij dit artikel zijn in dit verband opgenomen: het basisgedicht “Luie Trui” en de werkkaart “Lange Lijs”.

• Episodenboek
Verdeel een gedicht in stukjes (episoden) en maak bij ieder stukje een illustratie, om vervolgens alle episoden (met illustraties) als boek te bundelen. Dit boek kan vervolgens weer tijdens zelfstandig werken gebruikt worden om een gedicht uit het hoofd te leren. Deze activiteit is speciaal bedoeld voor kinderen, die visuele ondersteuning nodig hebben.

• Gedichtenposter
Werk een bestaand (of zelfgeschreven) gedicht uit tot een kunstwerk. Achtergrond en tekst passen bij de inhoud en de sfeer van het gedicht.
Nota bene. Dit waren de activiteiten voor groep 1-4. In het volgende artikel worden de activiteiten beschreven voor groep 5-8.

Uitgewerkte les: gedicht veranderen

Eén les zullen we in dit artikel verder voor u uitwerken. Het gaat om een lesbeschrijving van de activiteit Gedicht veranderen.
Benodigdheden

De leerkracht gebruikt voor deze les de opdrachtkaart “Gedicht veranderen” (groep 1/4) en ideekaart “Gedicht veranderen” (groep 1/2).
Nota bene. Beide kaarten zijn als kopieerblad opgenomen in de internetuitbreiding bij dit artikel, zodat u ze gemakkelijk kunt downloaden en vermenigvuldigen voor uw groep.
Werkwijze

• De leerlingen van groep 1/2 van basisschool Oud Avereest, in Balkbrug hebben in een vorige les het versje Eén, twee, kopje thee (uit de bundel Rijmpjes en versjes uit de oude doos) geleerd. Vandaag herhalen ze het nog eens in de kring:

Eén, twee, kopje thee.
Drie, vier, glaasje bier.
Vijf, zes, kurk op de fles.
Zeven, acht, soldaat op wacht.
Negen, tien, ik heb een dief gezien.
Tien, elf, jij bent de dief zelf!

• “Nu gaan we iets doen, wat dichters ook vaak doen. We gaan het gedicht veranderen,” vertelt de juf. “We laten “Eén, twee” zo staan. Maar wie kan er iets anders bedenken voor “kopje thee”?”
Ha, de meeste kinderen zitten al meteen op het puntje van hun stoel. “Weg ermee!” roepen een aantal kinderen tegelijk.
De toon is gezet. “Oké,” reageert de juf. “Eén, twee, weg ermee! En wie weet er nu iets wat past bij “drie, vier”? Het moet dus rijmen op vier.”
“Een dier,” weet Lynn.
“Goed,” zegt de juf. “Maar nu wil ik ook nog graag dat het net zo klinkt als “glaasje bier”. Luister maar eens…” En ze klapt het ritme. “Dus: drie, vier, hmm, hmm, dier.”
Tja, dat wordt toch wel lastig. Met een beetje hulp van de juf wordt het uiteindelijk: drie, vier, “k zie een dier. Nu krijgen de kinderen pas écht in de gaten wat de bedoeling is.
Femke weet de aanvulling op “vijf, zes”: “Ik pluk een bes.” En Dorien bedenkt voor “zeven, acht”: “Een zachte vacht.”
“Wat een knappe dichters zijn jullie!” moedigt de juf de kleuters aan. De kinderen krijgen er zichtbaar plezier in.
“Zullen we nu even herhalen wat we al hebben?” vraagt de juf. De hele groep (óók groep 1) doet uit volle borst mee. En de kinderen weten feilloos wat er gezegd is.
Bryan bedenkt de volgende: “Negen, tien, in de wasmachien!” zegt hij met pretoogjes. Of glimmen ze van trots?
En dan komt Wietse met de laatste zin: “Tien, elf, schoon ben je zelf!” De juf staat versteld. Samen zeggen ze het hele versje nog een paar keer op:

Eén, twee, weg ermee!
Drie, vier, ‘k zie een dier.
Vijf, zes, ik pluk een bes.
Zeven, acht, een zachte vacht.
Negen, tien, in de wasmachien!
Tien, elf, schoon ben je zelf!

• Tijdens de werkles mogen de kinderen bij hun zelfbedachte regel een tekening maken. De juf maakt er daarna een ideekaart van, zodat de kinderen in de toekomst aan de hand van deze kaart zelfstandig (of in tweetallen) een eigen Eén, twee, kopje thee-gedicht kunnen maken.
Nota bene. Een tweede lesbeschrijving is opgenomen in de internetuitbreiding bij dit artikel.

Tot slot

In het volgende artikel gaan we verder in op activiteiten, die met poëzie mogelijk zijn, maar dan met name voor groep 5-8.

Gedichtenbundels groep 1-4

Verzamelbundel

S. Abramsz., Rijmpjes en versjes uit de oude doos, Meulenhoff, Amsterdam, 2001, ISBN 90 290 0121 6.
Bundels

• Hannie Kapteyn-Caron & Nanne Wilders, Handstandjes. Hand- en vingerspelletjes voor kinderen, HB Uitgevers, Baarn, 2001, ISBN 90 5574 267 8.
• Riet Wille & Geert Vervaeke, Een rijm in mijn oor, De Eenhoorn, Wielsbeke (B), 2003, ISBN 90 5838 182 X.
• Riet Wille & Kristien Aertssen, Raad het maar…, De Eenhoorn, Wielsbeke (B), 2005, ISBN 90 5838 328 8.
• Maria de Vogel, Twee boeketjes teentjes, Holland, Haarlem, 2003, ISBN 90 251 0906 3.
• Hans & Monique Hagen, Van mij en van jou, Querido, Amsterdam, 2007, ISBN 978 90 451 04195.
• Hans & Monique Hagen, Jij bent de liefste, Querido, Amsterdam, 2004, ISBN 90 451 00142.
• Hans & Monique Hagen, Lichtjes in je ogen, Querido, Amsterdam, 2006, ISBN 90 451 03591.
• Geert de Kockere, Het Koekeloerelaantje, De Eenhoorn, Wielsbeke (B), 1999, ISBN 90 5838 011 4.
• Annie M. G. Schmidt, Het beertje Pippeloentje (met prenten van Harrie Geelen), Querido, Amsterdam, 1998, ISBN 90 214 8146 4.
• Annie M. G. Schmidt, Ziezo. De 347 kinderversjes, Querido, Amsterdam, 1991, ISBN 90 214 8131 6.
• Han G. Hoekstra, Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos, Meulenhoff, Amsterdam, ISBN 90 290 0009 0.
• Lida Dijkstra & Marijke Klompmaker, Rollebollebom, Gottmer, Haarlem, 2006, ISBN 978 90 257 4156 3. (In het Fries verschenen bij Bornmeer, onder de titel: Oekebakke boem, ISBN 978 90 561 5123 2.)
• Mieke Hooft, Stamp stamp olifant, Holland, Haarlem, 2002, ISBN 978 90 251 0893 9.
• Hans Kuyper & Annemarie van Haeringen, Ik kan alle woorden lijmen (met cd), Leopold, Amsterdam, 2003, ISBN 978 90 258 4182 9.
• Rian Visser, Zacht zijn de wolken, Gottmer, Haarlem, ISBN 978 90 257 3608 8.