Negendelige serie over ‘bijzondere kinderen’. Aflevering 7: kinderen met hechtingsproblemen. Over de sociaal-emotionele gevolgen van onveilige hechting en de behoefte aan veiligheid, structuur en voorspelbaarheid. Met tips voor de leerkracht.

Het is half negen ’s morgens. Meester Bram is bezig om het rekenwerk klaar te leggen voor zijn leerlingen van groep 5. Sanne komt de klas binnen, vliegt meester Bram om zijn nek en geeft hem een stevige knuffel. “Meester, je bent de liefste meester van de hele wereld!” zegt Sanne. Meester Bram kijkt Sanne lachend aan en zegt: “Lieve Sanne, ik word weer helemaal vrolijk van je!” “Mag ik de schriften uitdelen, meester?” vraagt Sanne.

En zo begint de zevende aflevering in de serie over bijzondere kinderen, die in jaargang 28 van het Praxisbulletin verschijnt. Aflevering 7: kinderen met hechtingsproblemen.

Hechtingsproblemen

Hechtingsproblemen Steeds vaker treft men in het onderwijs leerlingen aan met hechtingsproblemen. Hechting is: een wederkerige en diepgaande, emotionele en fysieke relatie tussen een kind en zijn/haar ouder(s)/verzorger(s). Een veilige gehechtheid in de eerste kinderjaren is van wezenlijk belang voor een goede sociaal-emotionele ontwikkeling. Veilig gehechte kinderen laten een goede balans zien tussen exploreren van hun omgeving en steun zoeken bij de volwassenen. Bij onveilig gehechte kinderen wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen, die zeer oppervlakkige en gemakkelijk inwisselbare contacten aangaan en kinderen, die het aangaan van contacten vermijden.

Dikke zoenen

DOORKIJKJE
Na schooltijd is er een personeelsvergadering. Vanaf half vier druppelt iedereen binnen in de teamkamer. Juf Ria valt zuchtend in een stoel neer en moppert over een van haar leerlingen. Meester Bram lacht en zegt tegen haar, dat ze dan eigenlijk een tijdje Sanne in de klas zou moeten hebben. “Want die pept je wel op,” zegt hij.
“Hoezo?” vraagt Ria.
Bram: “Je zal maar elke dag begroet worden met een stevige omhelzing en aan het eind van de dag overladen worden met dikke zoenen!”
Ria kijkt verwonderd: “Maar Bram, jij hebt toch groep 5?”
“Hoezo?” vraagt Bram.
“Nou, ik vind een leerling in groep 5, die zonder reden de leerkracht zoent écht niet meer kunnen!” zegt Ria.
Bram reageert verbaasd: “Waarom niet? Het is een schat van een kind en er zit niets kwaads bij, hoor.”
Ria vraagt: “Ja, maar valt ze dan iedereen zomaar om de nek?”
“Ja,” beaamt Bram, “volgens haar pleegmoeder is niemand in het winkelcentrum veilig voor haar.”
“Maar dat is toch onaangepast gedrag?” zegt Ria. “Stel je nu eens voor, dat ze dit óók nog doet als ze twaalf is!”
“Ach,” zegt Bram, “dat zal toch wel loslopen?”

VOORGESCHIEDENIS
Het blijkt, dat meester Bram niet op de hoogte is van de voorgeschiedenis van Sanne. Sanne is, toen ze drie maanden oud was, door haar biologische moeder afgestaan. Daarna heeft ze in verschillende pleeggezinnen gewoond, voordat ze op vierjarige leeftijd bij haar huidige pleegouders geplaatst werd. Sanne heeft zich door deze vele wisselingen niet veilig kunnen hechten.
Sanne heeft zogenoemde hechtingsproblemen. En die problemen zijn ontstaan, omdat er in haar eerste levensjaren geen vaste volwassene beschikbaar was, waarop ze terug kon vallen, als ze troost, steun, voedsel of veiligheid nodig had.

Kenmerken

GEDRAGINGEN
Bij kinderen met hechtingsproblemen, zoals Sanne die heeft, zien we vaak de volgende gedragingen:
– De kinderen vertonen zelfbepalend gedrag.
– Ze proberen alles in de gaten te houden.
– Ze zijn distantieloos in hun contact.
– Ze gaan contacten uit de weg.
– Ze doen vaak stoer.
– Ze zijn vaak snel boos en verongelijkt.
– Ze vinden de aanval vaak de beste verdediging.
– Ze kunnen moeilijk stilzitten, ze zijn beweeglijk.
– Ze zijn druk en onrustig.
– Ze maken een gespannen, soms zenuwachtige indruk.
– Ze hebben soms angstige fantasieën.
– Ze falen vaak bij taakjes.

GEMIS AAN BASISVEILIGHEID
Kinderen met hechtingsproblemen vallen in het onderwijs op door hun drukke, impulsieve gedrag en hun korte spanningsboog. Ze zijn vaak meer gericht op de andere kinderen in de groep dan op hun eigen taken. Ze proberen voortdurend regels en grenzen uit en zijn weinig of niet gevoelig voor straf of beloning.
Ze laten dit gedrag zien vanuit een gemis aan basisveiligheid: ze hebben onvoldoende ervaren, dat je op volwassenen terug kunt vallen, als je hulp nodig hebt en dat volwassenen je begrenzen om je te beschermen.
Deze kinderen moeten steeds opnieuw op regels worden gewezen. Ze kunnen enthousiast reageren op nieuwe dingen, maar verliezen weer snel hun belangstelling, want ze zijn vluchtig in hun gedrag. Bij vreemden kunnen deze kinderen zich van een uiterst charmante kant laten zien, waardoor ze mensen makkelijk voor zich weten te winnen.

ACHTERLIGGENDE PROBLEMEN
Achter deze gedragingen zitten onzekere, angstige en zich onveilig voelende kinderen, die met deze gedragingen hun negatieve gevoelens proberen te overschreeuwen:
– Zo sluiten deze kinderen zich af voor contact, om niet nog méér gekwetst te worden dan ze al zijn.
– Of ze knuffelen te pas en te onpas, omdat ze niet hebben geleerd wanneer (en bij wie) knuffelen wel of niet acceptabel is.
– Ze stoten af en trekken aan in het contact en zijn hier zeer wispelturig in.
– Ze falen voortdurend, terwijl ze wél hun best doen, om dingen goed te doen.
– Ze durven zich niet aan volwassenen over te leveren, omdat ze niet geleerd hebben hoe je volwassenen moet vertrouwen.
– Ze hebben weinig zelfvertrouwen, omdat ze niet hebben geleerd hoe ze vertrouwen in zichzelf moeten krijgen.
De spanning, die dit gebrek aan basisveiligheid met zich meebrengt, belemmert deze kinderen dan ook in hun sociaal-emotionele ontwikkeling.

Tien tips voor de leerkracht

1 De plek in de klas is belangrijk voor deze kinderen. Ze moeten een plekje krijgen in de nabijheid van de leerkracht. En hun plek in de groep moet dusdanig worden gekozen, dat ze overzicht hebben over de groep.
2 Ze hebben behoefte aan een leerkracht, die hen veiligheid biedt. Door de leeromgeving van deze kinderen te structureren, wordt veiligheid geboden. Dit kan bijvoorbeeld door duidelijke grenzen te stellen en hier niet van af te wijken.
3 Ze vragen om volwassenen, die hen begrijpen, die geduld met hen hebben en bij het overschrijden van grenzen wél hun gedrag afkeuren, maar niet hun persoon.
4 Ze gaan graag de strijd aan met volwassenen. Ga hier niet in mee, maar probeer een neutrale houding aan te nemen en de juiste afstand te bewaren.
5 Reik alternatieven aan voor het ongewenste gedrag. Geef aan, dat u het kind wilt helpen. Geef aan, dat hij/zij niet alles zelf hoeft op te lossen. Luister naar het kind en probeer zijn/haar gevoelens voor hem/haar te verwoorden.
6 Stel haalbare eisen aan het kind. Ga, indien gewenst, één niveau onder zijn/haar kunnen zitten.
7 Geef veel complimenten en schrijf die ook aan het kind toe.
8 Zorg voor voldoende afwisseling tussen inspanning en ontspanning.
9 Anticipeer op moeilijke situaties.
10 Probeer een conflict altijd aan het eind van de dag met het kind af te sluiten.

Tot slot

Kinderen met hechtingsproblemen hebben behoefte aan veiligheid, structuur en voorspelbaarheid. Maar wie eigenlijk niet?