Als de kinderen binnenkomen, schiet ik even snel de Taiwanese moeder van Sami aan. “Kun je de Chinese uitspraak van de cijfers 1 tot en met 5 met me oefenen?” vraag ik. Ze spreekt de cijfers uit. En ik zeg haar braaf na. Bij de vijf (woe) heb ik problemen. Met een streng gezicht corrigeert ze me. Het is niet zomaar woe, het is woe met een stijgende stemtoon!

Een nieuw meisje in de klas

Roosje

Anderhalve week geleden is Roosje in onze klas gekomen. Roosje is eigenlijk een pop, gekocht door een collega bij een kringloopwinkel, voor één euro. Ze spreekt geen woord Nederlands. Ik vertel de kinderen dat Roosje even bij ons in de klas blijft, omdat haar ouders een huis moeten zoeken. Ze zijn nog maar pas in Nederland. Als ze straks een huis hebben, gaat Roosje naar een andere school.
Kijkend naar haar vilten gezichtje, met amandelvormige oogjes en naar haar met fleurige bloemetjes afgezet rood jurkje concluderen de kinderen, dat ze waarschijnlijk uit China komt. We bedenken een naam voor haar, volgens de methode “meeste stemmen gelden”. Dat wordt dus Roosje. Een kind verzint ook de toepasselijke naam Tjing Tjang Hong. Maar die valt af, omdat de kinderen mogen kiezen, Zo wordt het popje steeds meer “van de klas”.

De ouders als kunstwerk

We bedenken namen voor de vader en de moeder: de vader heet Heem en de moeder Tina. Twee kinderen schilderen de ouders in de verfhoek. Ze schilderen het vel papier helemaal vol, zodat de figuurtjes min of meer opgaan in de kleurige achtergrond. Ik stel voor om met een stift de ouders weer “tevoorschijn te halen” als de verf droog is. Zo ontstaat een schitterende techniek. Van goudkarton snijd ik een passe-partout, die om het kunstwerk komt.
Ingericht huisje

We richten een huisje in, dat van een oude partytent is gemaakt. De kinderen maken schilderijtjes voor het huisje, want de klas is voor Roosje nog te groot. Haar huisje staat in de speelhoek, die voor de gelegenheid is ontruimd. De bedoeling is dat de kinderen van thuis spulletjes meenemen voor het huisje. De kinderen moeten zélf het initiatief tonen om iets mee te nemen. Dus geven we expres geen briefje mee naar huis!

Roosje leert Nederlands (en wij een beetje Chinees)

Woorden en begrippen

“Ik wil een televisie voor Roosje maken!” zegt Aloïs stellig. Ik laat hem uit een paar dozen een geschikte doos kiezen. Samen met Madelief gaat hij aan de slag. Ik stel voor om de televisie in ieder geval geschikt te maken voor een uitzending van Sesamstraat, want daar leert Roosje goed Nederlands van. Uiteindelijk gaat het daar om: Roosje moet Nederlands leren!
In het boekenrekje heb ik boekjes gezet, die te maken hebben met verhuizen, verschillende soorten huizen en China. Ook heb ik boekjes neergezet uit de serie Een ogenblikje op… (Tony Rann & Jane Yorke, Zirkoon, Amsterdam, 1990), omdat die door middel van foto’s allerlei begrippen aanleren. Ik vertel dat de kinderen in de kring Roosje op schoot mogen nemen en met haar de boekjes mogen lezen.
Maar in de boekjes staat niet ieder woord! Met de kinderen die willen, stempelen we daarom woordjes bij plaatjes, die ze in tijdschriften vinden. Ik schrijf de woordjes voor en de kinderen stempelen ze na in de stempelhoek. Om woordjes te vinden die “dicht bij huis” zijn, is een oude jaargang van het tijdschrift Ouders van nu of van het tijdschrift Kinderen erg handig. Concrete woordjes als baby zijn daar gemakkelijk te vinden. Maar Roosje moet natuurlijk ook woorden leren als verdriet en blij. Kunnen de kinderen daar ook plaatjes van vinden?

Twee Chinese liedjes

Roosje kan ons misschien ook een beetje Chinees leren! Ze leert ons twee liedjes: Sei sei sau en Hoi yuk.

 

Sei sei sau*

1 Sei sei sau, sei sei sau,
siu pang yau yiu sei sei sau.
2 Tchat tchat nga, tchat tchat nga,
siu pang yau yiu tchat tchat tchat.
3 Tchow tchow tchow, tchow tchow tchow,
siu pang yau yiu tchow tchow tchow.
4 Dim dim tau, dim dim tau,
siu pang yau yiu dim dim tau.

Vertaling:
1 Was je handen, kleine vriend.
Je moet je handen wassen.
2 Poets je tanden, kleine vriend.
Je moet je tanden poetsen.
3 Loop, loop, kleine vriend.
Je moet lopen.
4 Knik met je hoofd, kleine vriend.
Je moet met je hoofd knikken.
Hoi yuk*

1 Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik lai ah.
Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik lai ah.
2 Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik tui ah.
Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik tui ah.
3 Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik da ah.
Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik da ah.
4 Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik ning ah.
Hoi yuk! Hoi yuk! Yung lik ning ah.

Vertaling:
1 Hoi yuk! Hoi yuk!
Gebruik kracht bij het trekken.
2 Hoi yuk! Hoi yuk!
Gebruik kracht bij het duwen.
3 Hoi yuk! Hoi yuk!
Gebruik kracht bij het slaan.
4 Hoi yuk! Hoi yuk!
Gebruik kracht bij het dragen.
* Uit: Frans Haverkort, Rinze van der Lei & Lieuwe Noordam, Eigen-wijs. Liedbundel voor het basisonderwijs, uitgave: Stichting ter bevordering van de Muzikale Vorming (SMV), met vertaling en uitspraakwijze, ISBN 90 804971 1 8.
Sei sei sau, pagina 75, doelgroep 1/2.
Hoi yuk, pagina 134, doelgroep 3/4.

 

Bij het tweede lied vertel ik de kinderen een verhaal over Chinese zeerovers, die de zeilen hijsen (beweging: trekken), hun sloep het water in duwen (beweging: duwen), een haai met een karateslag uitschakelen (beweging: slaan) en een schat in de boot dragen (beweging: dragen). Het lied wordt een feest, iedere keer als we het zingen en de bewegingen maken.

Chinese cijfers

Ik vraag Roosje of ze de Chinese cijfers van 1 tot en met 5 kan opschrijven voor ons. Maar hoe vraag je dat aan een meisje, dat geen Nederlands kan praten? Uiteindelijk zijn we het erover eens om het met gebaren te vragen. Eén vinger in de lucht betekent dat we vragen of Roosje het cijfer 1 in het Chinees wil opschrijven. Iedere keer doen we er een vinger bij: 2, 3, 4 en 5.
Roosje “schrijft” de karakters op een velletje papier. Met een oude overheadprojector trekken de kinderen die karakters groot over en schrijven de Nederlandse cijfers eronder. Karakters en bijbehorende cijfers worden bij de tentoonstelling gehangen. Met elkaar oefenen de kinderen de uitspraak van de Chinese cijfers. Iris is in deze week jarig. Ze wordt vijf jaar. Ze is dus woe jaar geworden. Het is dinsdag die dag (de tweede dag) en de Chinezen zeggen dan: er. Trots zeggen sommige kinderen: “Ik kan het ook thuis opzeggen!” Of: “Ik zing de liedjes ook thuis!” Ik heb aan de moeder van Sami gevraagd hoe je Roos zegt in het Chinees. Het is: Mee Gwee.

Woensdag komt Wout de klas in. Hij heeft een heel krantenkatern over China meegenomen. We kijken er in de kring naar. Wat vindt Pim de mooiste foto’s? Er zit een foto bij van de Chinese muur en een foto van de verboden stad. Ik vertel de klas over de keizer van China, die niet door de gewone mensen gezien mocht worden. Ik vertel ook over de Chinese muur, die de rovers moest tegenhouden.
Een groepje kinderen gaat met kleine blokjes een Chinees landschap maken, compleet met een muur, met rovers die tegengehouden moeten worden en met een verboden stad, waar een poppetje van de keizer in zit. Nika kan al aardig schrijven. Ze schrijft op papiertjes wat alles is: rovors, mur. Ook maakt ze zelfs nog een pandabeer, want die leeft ook in China!

Roosje leert onze klas kennen

Sleutelvraag

“Wie pakt Roosje even?” vraag ik ’s ochtends, als we in de kring gaan zitten. Soms vergeet ik het te vragen en dan herinneren de kinderen mij eraan. We merken dat Roosje steeds vaker bij ons komt zitten. Ze gaat ook altijd mee naar het speellokaal.
Binnen het verhalend ontwerp zijn de sleutelvragen heel belangrijk. Ze zorgen ervoor dat kinderen gaan nadenken en actief worden. De sleutelvraag bij dit onderdeel is: hoe kunnen we ervoor zorgen dat Roosje weet wat er allemaal te doen is in de klas?
Hoeken op kaartjes

We besluiten de verschillende hoeken te tekenen op kleine kaartjes. We bekijken daarna de kaartjes, die de kinderen hebben getekend en kiezen de meest duidelijke exemplaren uit. Ik bevestig de kaartjes op een planbord, dat natuurlijk niet alleen voor Roosje is! Het is meteen een geheugensteuntje voor de nieuwe kinderen in de klas en voor de kinderen die vaak in dezelfde hoek spelen. Die krijgen daardoor inspiratie om eens in een andere hoek te gaan spelen.
En wat als de kaartjes tóch onduidelijk blijken te zijn? Een vierjarige tekent een rode bak met constructiemateriaal niet heel duidelijk. Daar kunnen we met de klas nog eens over praten. Ik kan de kinderen bijvoorbeeld foto’s laten maken van de hoeken. Dan plak ik die op het planbord erbij.

Roosje leert ons kennen

Zelfportret

Maar met wie moet Roosje spelen? Ze vindt dat sommige kinderen erg op elkaar lijken. We bekijken elkaar eens. Er zijn wel tien kinderen in de klas met blond haar, wel vijf met zwart haar en wel tien met bruin haar! Als we nu eens onszelf gaan schilderen, met onder ons schilderij een stukje tekst over wie we zijn, wat we leuk vinden en misschien ook wel over wat we niet leuk vinden! Zo kan Roosje beter onthouden wie we zijn.

Eigen teksten

Mohamed bedenkt bijvoorbeeld dit:

ik wil later een spook worden.
dan kan ik zo door de deur heen, dat vind ik leuk.
ik eet het liefst slagroomtaart.
later wil ik ook bij een club voetballen.

En Maris bedenkt dit:

later wil ik een elfje worden.
knabbel en babbel vind ik leuk om te zien.
ik eet graag broodjes en pasta en hazelnootjes.
maar geen salamanders, want die zijn niet lekker.

De laatste week: het afscheid van Roosje

Brief

Dan ontvangen we een brief. De groepen 2/3 zijn die weken bezig met een verhalend ontwerp over het thema Post. Dus kinderen uit een van die groepen brengen de brief. We maken hem open en ik lees hem voor. Het Nederlands in de brief klopt niet helemaal, maar we snappen wél wat er staat:

Lieve kinder,

Wat lief van jullie! Mee Gwee heeft fijn gehad in klas.
Zij kan beter Nederlands dan pappa en mamma.
Hebben jullie gedaan! Goed zo!
Pappa en mamma hebben huis gevonden.
Nou Mee Gwee ga met ons mee.
Maar eerst een feest.
Al jullie pappa’s en mamma’s mogen komen.
Vin jullie leuk?
Dacht wij wel.

Veel liefs,

Tina en Heem

Uitnodiging en draaiboekje

De kinderen vouwen allemaal een pagode (een zelfbedacht vouwsel, op basis van een omgekeerd bootje). En daaronder plakken ze de uitnodiging.
Op vrijdag is het afscheidsfeestje van Roosje. Ieder kind komt aan de beurt om iets te vertellen of “voor te lezen”. Ik heb daarvoor een speciaal draaiboekje gemaakt. Voor veel ouders valt nu pas goed op z’n plaats waar het verhalend ontwerp over ging.

Nieuwe plannetjes

De week daarop staat het huisje van Roosje er maar eenzaam bij. We kunnen nog wel in het huisje spelen. Maar tóch voelt het raar nu Roosje weg is. Lesly komt naar me toe en verwoordt het kernachtig: “Ik mis Roosje…” Zo gaat het nu eenmaal met een verhalend ontwerp: als de laatste episode is geweest, gaat ook de hoofdpersoon weg.
Maar er komen allerlei nieuwe plannetjes bij mij op. Wat zou er bijvoorbeeld gaan gebeuren als de kinderen een “brief” van Roosje krijgen, met een echte foto van haar in een andere klas, met een andere juf (of meester)? (Hiervoor moet ik dan even een afspraakje maken met een van mijn oud-collega’s in het westen van het land.) Wat zou er gebeuren als Roosje weer terugkomt om bij de kinderen te logeren? Of hoe zou het allemaal aflopen als Roosje – samen met de kinderen met een taalachterstand – aan woordenschatuitbreiding gaat doen?

Tot slot

In ons onderwijssysteem leren de kinderen pas vreemde talen als ze een jaar of twaalf zijn. Na deze weken vraag ik me stiekem af: kun je dat niet veel beter doen als ze vier zijn? Maar dan wel op een speelse manier! En dat deze weken een speelse manier zijn geweest om met communicatie om te gaan, staat zo vast als een Chinese muur!