In natuuronderwijs wordt onderzoekend leren veel toegepast, maar bij geschiedenis vinden we dit vaak lastig. Echter, als je kinderen historisch laat redeneren met bronnen, dan leer je ze om de geschiedenis te onderzoeken en te begrijpen. Bovendien helpen de historische denk- en redeneervaardigheden die de kinderen hierbij opdoen bij het kritisch lezen en beoordelen van informatie die dagelijks tot ze komt.

In de afgelopen twee jaar hebben leerkrachten van groep 5 t/m 8 en minorstudenten van de Iselinge Hogeschool in een Academische werkplaats gewerkt aan de ontwikkeling van onderzoekende geschiedenislessen. In die lessen leren kinderen historisch redeneren. Hieronder lees je een aantal van hun bevindingen en ervaringen.

Historisch redeneren

In groep 6 op obs de Kolibrie in Winterswijk praten de kinderen in drietallen over tekstjes waarin werkgevers en werknemers vertellen over de werkomstandigheden in een fabriek. Hoe komt het dat de directeur iets heel anders vertelt dan de arbeiders? Welke beschrijvingen liggen waarschijnlijk het dichtst bij de werkelijkheid in de fabrieken en waarom? En hoe kunnen getuigenissen van een arts en van een inspecteur helpen om tot een betrouwbaar beeld te komen van de werkomstandigheden in deze fabrieken aan het eind van de negentiende eeuw?
Het is opvallend hoe serieus en geconcentreerd de kinderen werken. Zij lezen de ervaringen van echte mensen en daardoor gaat de kinderarbeid en het leven van arbeiders in de fabrieken in de tijd van de industriële revolutie voor hen leven. Zeker als de leerkracht in de nabespreking de relatie legt met kinderarbeid en slechte werkomstandigheden nu.

In deze les stimuleert de leerkracht kinderen om historisch te redeneren. Zij daagt kinderen uit om te redeneren over overeenkomsten en verschillen tussen historische verschijnselen, over oorzaken en gevolgen van gebeurtenissen, over processen die in de tijd hetzelfde zijn gebleven of juist niet (continuïteit en verandering) en hoe mensen verschillend kijken naar gebeurtenissen of veranderingen (multiperspectiviteit). Dit is eenvoudiger dan het lijkt.

Moedig kinderen aan om na te denken over overeenkomsten en verschillen door ze periodes of ontwikkelingen met elkaar te laten vergelijken. Dit kan binnen een tijdvak (de vergelijking tussen de VOC en de WIC) of tussen tijdvakken (de vergelijking tussen industrialisatie in sommige landen nu en de industrialisatie in Nederland in de negentiende eeuw).

Staken tijdens de bezetting

Op De Borckeshof in Breedenbroek werkt groep 7/8 aan een project over verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland. De kinderen onderzoeken historische bronnen en vragen zich af of verschillende vormen van verzet in Nederland hielpen om nazi-Duitsland tegen te werken.
De kinderen vergelijken meerdere bronnen en zoeken naar overeenkomsten en verschillen tussen de Februaristaking en de April-meistaking. Als zij de oproepen voor deze stakingen met elkaar vergelijken, ontdekken de kinderen dat beide stakingen een uiting van verzet tegen Duitse maatregelen waren. De Februaristaking richtte zich echter tegen de anti-Joodse maatregelen, terwijl de April-meistaking protesteerde tegen de Arbeitseinsatz.

Door tijden of plaatsen te vergelijken ontdekken kinderen dat dingen door de tijd heen veranderen, soms heel snel, soms langzaam. Op de ene plaats gebeurt iets wel en ergens anders weer niet. Veranderingen zie je tussen tijdvakken, maar ook binnen een tijdvak. Als iets niet of nauwelijks verandert, spreken we van continuïteit. Het is voor kinderen belangrijk om te ontdekken dat continuïteit en verandering naast elkaar bestaan. Zo veranderde het leven van mensen in het gebied ten zuiden van de Rijn enorm toen de Romeinen kwamen, maar het leven van mensen ten noorden van de Rijn bleef vrijwel hetzelfde. De kinderen kunnen continuïteit en verandering ook thematisch onderzoeken.
Gebeurtenissen en ontwikkelingen hebben altijd oorzaken en gevolgen. Het is voor kinderen belangrijk om te leren nadenken over deze oorzaak-gevolgrelaties en er verbanden tussen te leren leggen.

Romeins brood

In groep 5 van De Vlinder in Houten hebben kinderen zich al in verschillende aspecten van de Romeinse samenleving verdiept als een meisje tijdens de pauze vraagt: ‘Aten de Romeinen eigenlijk net zulk brood als wij?’ ‘Hoe kunnen we dat onderzoeken?’ vraagt leerkracht Lia.

De kinderen komen al snel tot de conclusie dat je recepten uit die tijd nodig hebt en dat je die dan uitprobeert. Zij vinden verschillende Romeinse broodrecepten en ook de granen en kruiden die de Romeinen gebruikten. We eten dus nog steeds brood, concluderen de kinderen, eigenlijk de hele tijd, van de Romeinen tot nu. ‘En is er ook iets wat wél is veranderd?’ vraagt Lia. Door het eigen onderzoek en de eigen ervaring met het mengen van de ingrediënten en het proeven, reconstrueren de kinderen samen met de leerkracht welke veranderingen er in de tijd geweest zijn in de productie van brood.

Hoe de Stalinlaan een nieuwe naam kreeg

Op De Dongeschool in Amsterdam toont Bas de kinderen in zijn groep 5 foto’s van de omgeving van de school. Na de bevrijding zijn drie straten in de Rivierenbuurt vernoemd naar bevrijders: de Rooseveltlaan, de Churchilllaan en de Stalinlaan. ‘De Rooseveltlaan en de Churchilllaan kennen jullie. Maar hoe komt het eigenlijk dat we nu geen Stalinlaan meer hebben?’ vraagt hij.
Samen met de kinderen bekijkt hij foto’s uit 1956 waarbij tijdelijk houten straatnaambordjes worden opgehangen en lezen ze een krantenartikel over de gemeenteraadsvergadering waarin besloten wordt om de naam aan te passen. De kinderen zijn in groepjes aan het werk met deze en andere historische bronnen. Omdat het hun eigen leefomgeving is, zijn ze heel geconcentreerd. Zo onderzoekend ontdekken de kinderen uit de bronnen dat de naam Stalinlaan niet meer gewenst was omdat de Sovjet-Unie de Hongaarse opstand in 1956 hardhandig neersloeg. De nieuwe naam werd: Bevrijdingslaan.

Bij het bestuderen van de geschiedenis krijg je vaak te maken met opvattingen, waarden, belangen en daden van historische personen. Als je onderzoekt waarom zij bepaalde dingen deden, moet je je inleven in een tijd en/of persoon. We noemen dit historische empathie. Je kunt nooit echt ‘in de huid kruipen’ van een ander, maar met behulp van goede bronnen en goede contextinformatie kun je het denken en handelen van mensen uit het verleden toch leren begrijpen. Je krijgt inzicht in het hoe en waarom. Dit helpt kinderen om te ontdekken dat er niet één verhaal van de geschiedenis is, maar dat er altijd meerdere perspectieven zijn. In het voorbeeld over de arbeidsomstandigheden lees je dat ook terug.

Gebruik historische bronnen

De geschiedenis onderzoeken kan niet zonder historische bronnen. Historische bronnen zijn overblijfselen vanuit het verleden, zoals voorwerpen, afbeeldingen(prenten, schilderijen, foto’s), dagboekfragmenten, krantenartikelen, film- en geluidsfragmenten en quotes van mensen uit een bepaalde tijd. Soms biedt de methode geschikte bronnen, zoals een foto of een kaart, maar vaak moet je als leerkracht zelf geschikte bronnen zoeken. Gelukkig zijn er verschillende bronnenbanken beschikbaar. Op onderzoekendgeschiedenisonderwijs.nl staat een bronnenlijst die zo veel mogelijk wordt geactualiseerd. Deze website biedt ook kant-en-klare lessen. Goede bronnenbanken zijn ook oorlogsbronnen.nl en delpher.nl. Combineer verschillende bronnen, bijvoorbeeld een foto met een tekstbron.

De leerkracht als begeleider

De leerkracht speelt een belangrijke rol bij een onderzoekende geschiedenisles. Zo kiest de leerkracht de mate van sturing in het onderzoekend leren. Een gestructureerde of begeleide vorm van onderzoekend leren past het best als je kinderen wilt aanzetten tot historisch redeneren.De leerkracht biedt de onderzoeksvraag en de bronnen dan aan, want voor veel kinderen is het erg moeilijk om zelf passende historische bronnen te vinden. In een nagesprek halen jullie samen nog eens de essentie uit de bronnen en beantwoorden de kinderen de onderzoeksvraag.

Het is belangrijk dat de kinderen vragen krijgen die zij met behulp van de bronnen kunnen beantwoorden. Historische vragen dus. Door die vragen aan de hand van historische bronnen te beantwoorden leren kinderen historische gebeurtenissen van verschillende kanten te bekijken.
Verder is het belangrijk om als leerkracht zelf neutraal te blijven in het onderzoek en vooral vragen te stellen. In de les over de arbeidsomstandigheden zijn de verslagjes van de ooggetuigen eerst voorgelezen. Daarna kregen de kinderen de tijd om hierop te reageren. Al snel kwamen er reacties van kinderen die doorhadden dat de verhalen niet overeenkwamen. Vragen die de leerkracht kan stellen om het historisch denken en redeneren te stimuleren, zijn dan bijvoorbeeld: Wat zegt interview 1? Wat zegt interview 2? Wat is er hetzelfde in beide interviews? Wat is er anders? Hoe kan het dat ze over … iets anders zeggen? Ze zijn toch allebei dokters? De kinderen gingen daardoor echt in op de teksten en noemden veel meer dan ze anders deden.

Tips bij het lesgeven

  • Model het lezen en analyseren van de bronnen. Gebruik een stappenplan dat de kinderen zelf gebruiken. Op praxisbulletin.nl vind je een voorbeeld.

• Expliciteer de vaardigheden door deze aan de hand van een voorbeeld klassikaal te oefenen met de kinderen. Laat eerst zien hoe jij dit
doet en laat de kinderen daarna met hun eigen inbreng komen. Tot slot kun je ze nog in tweetallen of in hun tafelgroepje de tijd geven om een korte opdracht te maken en deze klassikaal nabespreken.

Leg begrippen zoals oorzaak-gevolg, verschillen-overeenkomsten en continuïteit en verandering uit als de kinderen hier nog niet veel mee hebben gewerkt.

• Vertel de kinderen dat ze niet alleen hun voorkennis gebruiken, maar ook echt gebruiken wat in de bronnen staat. Zo wordt een antwoord vollediger en leren ze hun antwoord te onderbouwen.

• Wees niet bang om denkvragen te stellen aan de kinderen. Als zij er zelf niet uitkomen, is dat niet erg, want het is gewoonweg een lastig proces. Doorloop het daarom samen.

• Wanneer je voor het eerst aan de slag gaat met historisch redeneren, maak je dan niet te druk over randzaken zoals het formuleren van een antwoord zonder spellingsfouten of het feit dat een antwoord van kinderen vaak niet volledig is.

• Laat de kinderen niet alleen presenteren, maar gebruik het nagesprek om argumenten uit te wisselen en zo samen tot een of meerdere conclusies te komen. Maak deze inzichtelijk op het bord.

• Kies een actueel onderwerp en maak daarbij de koppeling naar een historisch persoon of een historische gebeurtenis of ontwikkeling. Welke vraag of welk probleem komt hierbij op?

• Laat de kinderen veel samenwerken, bij voorkeur in twee- of drietallen. Door elkaar zaken uit te leggen, argumenten te gebruiken en daarbij informatie uit bronnen te gebruiken, wordt historisch denken en redeneren gestimuleerd.

Yolande Potjer, is docent-onderzoeker aan de Iselinge Hogeschool.
Jelle Hoftijzer en Lis Klein Gebbink zijn student aan de Pabo Iselinge Hogeschool.

Download het hele artikel

Klik op de naam van het bestand om het te openen.