Kinderen zaten wekenlang thuis en leerkrachten moesten van het ene op het andere moment onderwijs op afstand gaan geven. Dat de coronacrisis niet bevorderlijk is geweest voor de kwaliteit van het onderwijs, is een understatement.

Inmiddels zijn de lockdowns voorbij en heeft de overheid de portemonnee getrokken om ervoor te zorgen dat kinderen de achterstanden die ze hebben opgelopen kunnen inhalen.
Het gaat om heel veel geld, maar niet iedereen is enthousiast.
De financiële injectie is immers eenmalig en niet structureel.
Toch kun je als school met dit extra geld veel doen – niet alleen achterstanden inlopen, maar ook de kwaliteit van je school structureel verbeteren. Het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is een grote kans!

Wetenschappelijk kansrijke interventies

De vraag is natuurlijk: hoe verbeter je de kwaliteit dan? Om die vraag te beantwoorden maken we even een uitstapje naar de wetenschap. De laatste tien jaar is er veel onderzoek gedaan naar interventies in het onderwijs. Interventies zijn maatregelen of ingrepen om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en op die manier achterstanden te voorkomen en/of weg te werken. In die studies is onderzocht hoe groot het effect van verschillende interventies was, zodat duidelijk wordt wat effectief is en wat niet. De meeste onderzoeken zijn in hetbuitenland gedaan, vooral in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië. Daar heeft dat onderzoek geleid tot evidence informed onderwijs: interventies waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze werken of in ieder geval kansrijk zijn. Nederland bleef op dit gebied achter. Scholen en leerkrachten ondernamen (en ondernemen) van alles om de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren, maar van lang niet alles wat hier gedaan wordt, is bekend of het eigenlijk wel werkt.
Het Education Lab is een organisatie die dat probeert te veranderen. In het Education Lab worden de wetenschap en werkpraktijk samengebracht.
De wetenschappers zijn op zoek gegaan naar de meest effectieve en kansrijke interventies. De mensen uit de praktijk zorgen ervoor dat de conclusies van die onderzoeken toegankelijk worden voor de leerkrachten en schoolleiders op de werkvloer. In de zomer van 2020 is het Education Lab-team daarom begonnen met het beschrijven van deze kansrijke interventies in praktijkkaarten, waarmee je kunt bepalen welke aanpak wetenschappelijk effectief is én kansrijk kan zijn voor jouw school. Je vindt deze praktijkkaarten op education-lab.nl, onder de tab Covid-19.

Valkuilen bij het besteden van het extra geld

Alle scholen krijgen dus opeens de beschikking over een flinke zak geld. Bovendien vraagt de overheid om snel te bepalen waaraan ze dat geld gaan uitgeven. Hierdoor ontstaan twee valkuilen.

De eerste is dat scholen overhaast externe bureaus inhuren om ‘snelle pleisters te plakken’ om het geld maar uit te geven. Er zijn in de onderwijswereld talloze ondersteunende bureaus actief, met allerlei programma’s. Tussen die bureaus bestaan grote kwaliteitsverschillen. Snel voor iemand met een mooi verhaal kiezen, kan ervoor zorgen dat je achteraf moet constateren dat achterstanden niet zijn weggewerkt, de kwaliteit van het onderwijs niet verbeterd is en het geld dus weggegooid is. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je helemaal geen externe bureaus moet inhuren, maar daarover later meer.

Een tweede valkuil is dat een school te veel verschillende keuzes gaat maken, waardoor er te veel op het bordje van de leerkracht komt te liggen. Het ligt bij veel interventies voor de hand dat de leerkracht een rol speelt bij de uitvoering ervan, wat vaak betekent dat hij of zij meer moet doen. Dat is lang niet altijd haalbaar. Als de leerkracht er te veel taken bij krijgt, bestaat het risico dat hij ze niet goed uitvoert of zelfs met een burn-out thuis komt te zitten.

Wat is eigenlijk het probleem?

Om de valkuilen te omzeilen en ervoor te zorgen dat de interventies effectief zijn, is het belangrijk om eerst vast te stellen wat de problemen zijn die je aan wilt pakken. Dat klinkt simpel en voor de hand liggend, maar dat blijkt het niet altijd te zijn. Via de toetsen van het leerlingvolgsysteem kun je vrij eenvoudig vaststellen welke kinderen in welke vakken lager scoren dan je zou verwachten. Maar waar zitten de hiaten precies? En hoe komt het dat die hiaten ontstaan zijn? Dat is niet altijd in één oogopslag duidelijk. Nog lastiger zijn achterstanden die niet meetbaar, maar wel merkbaar zijn. Denk hierbij aan problemen op sociaal-emotioneel gebied. Het is belangrijk om samen (leerkrachten, IB’ers, schoolleiders) vast te stellen welke problemen jullie gaan aanpakken via interventies. Kies hierbij alleen de belangrijkste problemen: je kunt beter één of twee problemen goed aanpakken dan tien problemen halfhartig. Heb je de belangrijkste problemen vastgesteld, dan kun je een doel stellen. Zorg er hierbij voor dat je goed kunt volgen of dat doel ook is bereikt. Om deze stap uit te voeren, kun je de praktijkkaart Probleemverkenning op education-lab.nl gebruiken.

Kies een kansrijke aanpak

Als je hebt vastgesteld welk probleem je wilt oplossen en welk doel je wilt bereiken, ga je op zoek naar een kansrijke aanpak. Overzichten van kansrijke interventies kun je bijvoorbeeld vinden op de websites van het Education Lab en het Nationaal Programma Onderwijs.
Bij het kiezen van een interventie beantwoord je de volgende vragen:

• Voor wie is de interventie bedoeld? Voor een hele klas, voor een groepje kinderen of voor een individueel kind?
• Wat moet er gedaan worden om de interventie uit te voeren?
• Wat heb je hiervoor nodig?
• Wie voert het uit?
• Wat kan het opleveren?
• Wat zijn de kosten?

Als je deze vragen beantwoord hebt, kun je bepalen of je hulp nodig hebt van
een externe partij. Ga bij het kiezen daarvan niet over één nacht ijs. Schakel je netwerk in om een goede partner te vinden. Beslis ook wie de interventie gaat uitvoeren. Het liefst wil je natuurlijk dat bevoegde leerkrachten dat doen, maar dat is niet altijd haalbaar en vaak ook niet nodig. Als je gaat werken met groepjes of met individuele kinderen, kan de interventie vaak prima uitgevoerd worden door een onderwijsassistent, stagiair of ouder. Nadat je deze beslissingen genomen hebt, leg je ze vast in een implementatieplan. Daarin staat wat er gaat gebeuren, wie het gaat doen, hoelang het gaat duren en hoe je de resultaten gaat volgen en evalueren.

Aantal uren vergroten

Om een cognitief probleem aan te pakken is het vaak nuttig om het aantal uren te vergroten dat je aan een onderwerp besteedt. Dat kan op verschillende manieren.Je kunt ervoor kiezen extra tijd te creëren tijdens schooltijd, de schooldag te verlengen of bijvoorbeeld door een zomerschool te organiseren. Welke manier jekiest, hangt af van het specifieke probleem.

De meest efficiënte manier is het organiseren van extra leertijd tijdens schooltijd. Dit is immers de makkelijkste manier om een grote groep kinderen te bereiken. Stel dat een hele groep een achterstand heeft opgelopen bij rekenen. Je analyseert dan waar de problemen precies zitten en kijkt welke doelen vanuit de leerlijnen daarbij aansluiten. Via leerlijnen kun je zien welke stof er behandeld en beheerst moet worden voor je een volgende stap kunt zetten. Door daar goed bij aan te sluiten zorg je ervoor dat je geen belangrijke doelen vergeet. Als school bepaal je dan aan de hand van de leerlijnen zelf welke leerstof je aanbiedt. De invulling kan dus per school sterk verschillen.

 

Door de leerlijn van de rekenmethode erbij te pakken en aan de hand daarvan kritisch naar de opgaven te kijken, kun je gericht kijken welke opgaven uit de methode daarbij aansluiten. Ook kun je ervoor kiezen de rekentijd uit te breiden. Dat kan alleen als je bereid bent andere vakken in die periode minder aandacht te geven. Als je gericht oefent en eventueel extra tijd vrijmaakt, kun je met behulp van goede leerkrachten voor de klas achterstanden in korte tijd inlopen. Na afloop van de periode evalueer je, bijvoorbeeld via de toetsen van het leerlingvolgsysteem. Zo’n interventie kost (in geld) niks en ook de extra belasting van de leerkracht is beperkt. Een andere manier om de lestijd te vergroten is tutoring. Wetenschappelijk is bewezen dat dit een zeer effectieve manier is om leerachterstanden aan te pakken. Stel dat een aantal kinderen niet of niet voldoende vooruit is gegaan met lezen. Extra instructie en oefenen, individueel of in kleine groepjes, kunnen dan heel effectief zijn. Maar voor de leerkracht is dat misschien moeilijk te behappen. In dat geval kun je kiezen voor tutoring door onderwijsassistenten, stagiaires of ouders. Het is dan wel heel belangrijk dat je ervoor zorgt dat degenen die de interventie gaan uitvoeren goed geschoold worden. Geef ze een voorbereidende training van enkele dagen die vakinhoudelijke kennis en didactische vaardigheden omvat. De inhoud van het programma moet duidelijk omkaderd zijn en aan veel kwaliteitseisen voldoen (zie de praktijkkaart Tutoring op education-lab.nl). Pas als je zeker weet dat de inhoud klopt en dat de mensen die het gaan uitvoeren goed geschoold zijn, begin je met de eigenlijke tutoring. Ook nu spreek je weer af hoelang het gaat duren en hoe je evalueert. Zo’n interventie belast de leerkrachten niet te zwaar.

Professionalisering

Uit onderzoek blijkt dat professionalisering door scholing van de leerkrachten de meest kansrijke manier is om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Scholing heeft een aantal voordelen: goed geschoolde leerkrachten die in een professionele omgeving werken, voorkomen veel problemen. En ook in het onderwijs geldt: voorkomen is beter dan genezen. Een tweede voordeel is dat goede scholing tot structurele verbetering van de resultaten leidt. Het budget dat nu beschikbaar is, is incidenteel. Maar door het in te zetten voor scholing kun je er toch voor zorgen dat het extra geld structureel betere resultaten oplevert. Scholing staat of valt met een planmatige aanpak. Allereerst moet je natuurlijk kijken waarin je als team geschoold moet worden. Redeneer bij de keuze vanuit de specifieke probleemstelling van jouw school. Als het onderwerp eenmaal bepaald is, ga je op zoek naar een goede partij om de scholing te geven. Gebruik het netwerk van het hele team om erachter te komen wat een goede aanbieder is.

Scholing kost tijd: ga ervan uit dat er tien tot vijftien uur nodig is, met daarna twee of drie jaar vervolgcoaching om de veranderingen te borgen. Vaak zie je dat bij effectieve scholingsprogramma’s de IB’er en schoolleider een ander traject volgen. Ze worden niet alleen geschoold op de inhoud, maar ook op het gebied van de juiste implementatie, dus hoe ze de veranderingen in de school kansrijk bewerkstelligen. Het is mooi als een aantal leerkrachten zich kan ontwikkelen tot expert-leerkracht, zodat zij na afloop van de scholing de vervolgcoaching op zich kunnen nemen. Juist nu liggen daarvoor kansen: door het NPO is het makkelijker om leerkrachten vrij te roosteren, zodat zij hun collega’s kunnen begeleiden en coachen.

De gereedschapskist

Elke school zou moeten beschikken over een ‘gereedschapskist’: een aantal interventies die als het ware klaarstaan en kunnen worden toegepast als de situatie erom vraagt. Veel scholen zullen daar al over beschikken – maar die kist kan misschien wel beter gevuld worden. Door het geld van het NPO doordacht in te zetten en te kiezen voor interventies die – wetenschappelijk bewezen – kansrijk zijn, kun je de gereedschapskist van jouw school aanvullen. Zo gebruik je incidenteel geld om je onderwijs structureel te verbeteren.

Eva Naaijkens is schoolleider en medeoprichter van de Alan Turingschool te Amsterdam. Ze is ook medeauteur van de boeken En wat als we nu weer eens gewoon gingen lesgeven? voor het primair (2018) en voortgezet onderwijs (2020). Sinds september 2020 is zij partner van het Education Lab.

Download het hele artikel