Halverwege groep 6 zijn alle nieuwe woordtypen aangeboden bij technisch lezen, dus in principe kunnen kinderen dan alles lezen. Gaat het lezen in de bovenbouw dan vanzelf? Nee, was dat maar waar … In dit artikel lees je over het technisch leesonderwijs in de bovenbouw, de rol van vloeiend lezen daarin en hoe je kinderen gemotiveerd houdt.

Blijf lezen in de bovenbouw

Technisch lezen bestaat niet alleen uit het leren decoderen van nieuwe woordtypen. De kinderen moeten ook leren om steeds langere zinnen en teksten te lezen, zonder daar veel tijd aan kwijt te zijn en zonder veel moeite.

Wanneer dit decoderen geautomatiseerd is, dus wanneer kinderen direct de woorden herkennen, wordt het werkgeheugen zo min mogelijk belast en is er meer ruimte voor het begrijpen van een tekst. Pas als je een tekst begrijpt, dan wordt lezen écht leuk!

Het is dus van belang om in de bovenbouw te blijven lezen met de kinderen. Dat hoeft niet meer zo intensief als in de middenbouw, maar blijf – naast het dagelijks vrij lezen en voorlezen – elke week een instructiemoment inplannen. Ook in de bovenbouw is je voorbeeldgedrag belangrijk. Voor de zwakke lezers herhaal je woordtypen uit de middenbouw en met de hele groep oefen je veel met het vloeiend lezen van teksten. Door deze structurele aandacht voor technisch lezen zorg
je ervoor dat kinderen op niveau blijven. Doe je dit niet, dan loop je het risico dat zwakke lezers in niveau zullen dalen.

Vloeiend lezen

Maar … met alleen vlot en goed decoderen van woorden en teksten ben je er nog niet. Om een tekst goed te kunnen begrijpen moet een kind ook vloeiend kunnen lezen, met expressie waarbij klemtonen, volume en pauzes op de juiste manier worden gelezen in een tekst, zodat het als spreektaal klinkt. Om dit te kunnen, moet een kind in staat zijn om de zin snel te overzien. Het moet op zoek naar woorden en leestekens die aanwijzingen geven over de manier van lezen.

In de les: dialogen

Als je leest, dan doe je dat niet steeds op dezelfde manier. Vooral in een tekst met dialogen let je op hoe iets gezegd wordt. Aan leestekens en aan bepaalde woorden zie je hoe je de tekst moet lezen.

‘Verrassing, een ontbijtje!’ roept Britt vrolijk wanneer ze de slaapkamer van haar ouders binnenstapt.

Ik zie bijvoorbeeld het woord ‘vrolijk’. Ik weet dus dat ik deze zin op vrolijke toon moet lezen. Ik zie ook een uitroepteken, dus ik zeg de zin wat harder.

Vloeiend lezen heeft een positieve invloed op de leesvaardigheid en het begrip. Je kunt het ook horen aan een kind: wanneer het met expressie leest, dan leest het met ‘hoorbaar begrip’.
Besteed tijdens je instructie expliciet aandacht aan de aspecten van vloeiend lezen. Omdat in de bovenbouw het decoderen minder aandacht nodig heeft, kun je tijdens de leesles hier meer nadruk op leggen.
Laat de volgende aspecten van vloeiend lezen aan de orde komen:

  • letten op leestekens (alle leestekens, inclusief aanhalingstekens en gebruik van directe rede);
  • groepering van woorden (woordgroepen in één adem lezen, pauzes, over de regel heen lezen);
  • lezen met klemtoon en intonatie (accentwoorden, snel en langzaam, hard en zacht, dialogen met expressie);
  • lezen op spreektempo (lezen zoals je praat). (Kwaliteitskaart Vloeiend lezen, Van de Mortel & Koekebacker, 2012)

Net als bij het leren decoderen, bied je vloeiend lezen aan door middel van goed voordoen (modelen). Lees een zin voor en wijs mee waar je bent. Spreek hardop uit wat je doet bij de verschillende leestekens, woordgroepen, accentwoorden, enzovoort.

Laat de kinderen dan in koor lezen. Blijf zelf meelezen om de cadans en het tempo aan te geven. Daarna kun je kinderen beurten geven om te horen hoe ze het zelf kunnen. Duo-lezen is ook een goede werkvorm. De kinderen lezen om de beurt een regel. Zo zijn ze vaak aan de beurt en blijven ze betrokken.

Vloeiend lezen ontwikkel je door veel te lezen en herhaald te lezen. Door teksten opnieuw te lezen worden de woorden bekender en lezen kinderen ze sneller. Zo wordt de vaardigheid vergroot en daarmee het zelfvertrouwen van de kinderen. Een kind dat goed leest, is in staat om een tekst vlot, nauwkeurig en met expressie te lezen.

Vlot lezen

Een tekst vlot lezen betekent dat je de tekst snel kunt decoderen. Ons hoofd leest de zinnen als vanzelf. Wanneer een kind nog heel druk is met ontcijferen van de tekst, dan komt het niet aan het begrijpen van de tekst toe. Gebruik dan een eenvoudigere tekst om het vloeiend lezen te oefenen; een tekst die het kind wel vlot kan lezen.

Nauwkeurig lezen

Nauwkeurig lezen is lezen zonder fouten. Wanneer kinderen woorden raden of verkeerd verklanken, dan begrijpen ze niet wat er staat. Door veel te oefenen met veelvoorkomende lettercombinaties in bijvoorbeeld wisselrijen en connectrijen, help je kinderen om deze lettercombinaties snel te herkennen in nieuwe woorden. Ook de context van de zin helpt bij het juist lezen van een woord.

Lezen met expressie

Met expressie lezen is lezen met ‘hoorbaar begrip’. Het kind koppelt de betekenis van de woorden aan de manier waarop ze gelezen moeten worden. Het let op de eerdergenoemde aspecten: leestekens, woordgroepen, accentwoorden en spreektempo, en brengt ‘leven’ in de tekst door pauzes, tempo- en volumeverschillen toe te passen. Het kind kan ook de nadruk leggen op woorden die belangrijk zijn. Daarmee wordt het leuk om naar de lezer te luisteren en weet je als leerkracht: dit kind begrijpt wat het leest. Dit gebeurt in verhalende, maar ook in informatieve teksten.

In de les: klemtoon

Waar leg je de klemtoon in de zin?
Wat doet het met de betekenis van de zin?

Moet ik de hond in het hok doen?

Moet – of hoeft het niet?
ik – of iemand anders?
de hond – of een ander dier? in – of erop, ernaast?
het hok – of in de schuur?

Als je het extra spannend wilt maken, dan kun je de klemtoon ook op ‘het’ leggen. Dan wordt het ineens een spannend, gevaarlijk, nieuw of bijzonder hok.

Theaterlezen

Veel leerkrachten zijn regelmatig op zoek naar motiverende leesvormen voor de leesles, vooral ook om de zwakke lezers te enthousiasmeren. Om het vloeiend lezen te oefenen is het theaterlezen een erg leuke en motiverende samenleesvorm. Twee of meer lezers krijgen ieder de rol van een personage en lezen de bijbehorende teksten hardop voor. De lezers voeren eigenlijk een soort toneelstukje op, maar dan alleen met hun stemmen. Ze lezen hun rol vlot, nauwkeurig en expressief. De lezers wisselen elkaar steeds af.

Theaterlezen is een goede oefening voor zowel zwakke als sterke lezers. Het is belangrijk dat je kinderen de gelegenheid geeft om hun rol voor te bereiden. Dan hebben ze de teksten al een keer gelezen. Begeleid de zwakke lezer bij de voorbereiding: doe voor, lees samen, geef vertrouwen. De andere kinderen kunnen dat zelfstandig. Uiteindelijk komt alles samen tijdens de leesvoorstelling. De kinderen houden de tekst in de hand, want het gaat nog steeds om het lezen. De kracht van theaterlezen zit in het herhaald lezen. Zwakke lezers raken steeds vertrouwder met de tekst, waardoor ze successen zullen ervaren. Ze gaan de tekst ook beter begrijpen. En het fijne aan theaterlezen is: iedereen vindt het leuk en spannend!

Tip bij theaterlezen

Neem het theaterlezen op (geluidsopname is voldoende, omdat er niet gespeeld wordt) en luister het samen terug. Wat ging goed? Wat kon beter? De kinderen vinden dit erg leuk en ze krijgen gerichte feedback op het vloeiend lezen.

Wendy Ligt is zelfstandig taal-/leesadviseur, methodeontwikkelaar en stemacteur. Zij begeleidt scholen bij het verbeteren van hun onderwijs in taal, spelling en technisch lezen, ontwikkelt methodes voor het basisonderwijs en spreekt educatieve software in.