Aflevering 1: over het maken van mensfiguren met restjes hout. Onderwerp: de lezende mens. Drie lesideeën vormen samen een kleine leerlijn taal/beeldende vorming voor groep 1-8.

Bestanden

Klik op de naam van het bestand om het te openen.

Artikel

Inleiding

Het artikel in het Praxisbulletin beschrijft een lesidee voor de bovenbouw. De kinderen gaan mensfiguren maken met restjes hout. Het maken van mensfiguren alleen is niet voldoende. De figuren moeten wat ‘doen’. In dit geval: lezen!

In deze internetuitbreiding vindt u ‘Portret’, een lesidee voor de onderbouw (groep 1-3) en ‘Dierengym’, een lesidee voor de middenbouw (groep 4-6). Bij elkaar vormen de 3 lesideeën een kleine leerlijn taal/beeldende vorming voor de hele school (groep 1-8).

Portret: lesidee groep 1-3

HET IDEE

Het idee is: met restjes hout portretten te maken. Portretten van vaders, moeders, zussen, broers, opa’s of oma’s.
Alleen portret is niet voldoende, dan is bijna alles goed en het is te gemakkelijk. Je bent klaar na twee ogen een neus en een mond.
We maken het spannender en uitdagender en we hebben meer stof om over na te denken en over te praten… wat maakt aan mama’s gezicht nu dat ze jouw mama is.

Moeilijker wordt het als de opdracht een zelfportret maken is. Ik zie mezelf niet elke dag, ik ben me van mijn uiterlijk helemaal niet zo bewust! Verwacht van kleuters geen gelijkende portretten. Kleuters associëren en dan hoeft het niet precies te lijken, zie het artikel.

WE HEBBEN ONS HOOFD IN HANDEN

We doen allerlei (taal)spelletjes over ons gezicht. We zingen en pakken elkaar bij de neus. We trekken grimassen, aan onze oren en haren. We zetten een punt op onze neus, we wijzen ogen, neus en mond en neusvleugel aan. We peuteren in onze neus, trekken een neus, we kijken in de spiegel en spelen dat we elkaars spiegel zijn.

SPIEGELTJE, SPIEGELTJE

‘Ze heeft lange gele haren en een bril…’
‘Hij heeft bijna niks haar en ogen en een mond’
‘Hij heeft meisjeshaar en een beugel’
We raden wie er beschreven wordt. Ik vraag steeds ‘het bewijs’ te leveren: de kleuters moeten dan voor de ander gaan staan en de lange gele haren aanwijzen’. We praten dan over wat is lang? En zijn er meer kinderen met geel haar? En geel?
Wat is meisjeshaar?

HOUTLIJM

Ik maak groepjes van acht leerlingen, die passen niet om de grote tafel. Midden op de tafel ligt een hoop houtbrokjes. Kinderen kunnen er niet afblijven. Natuurlijk niet: het materiaal vraagt erom.
De lijmpotten zijn gevuld en bovenal heb ik gezorgd dat de spuiten werken. Ik werk met houtlijm. De instructie is vooral: boven de kranten, niet op je kleren. Mocht het toch gebeuren ondanks de schorten dan is houtlijm, zolang het niet droog is, gewoon uitwasbaar onder de kraan. Alleslijmer krijg je er echt niet zo gemakkelijk uit. De echte lijminstructie doe ik al werkend… Kijk even naar Ricardo… kijk even hoe Regina het doet, Kijk even….

VERBEELDENDE INSTRUCTIE

Ik heb een plankje voor me liggen. Krijgen de leerlingen zo ook. Ik doe voor!
Ik zoek een mond op en vertel waarom ik denk dat dit wel een houtje is dat de mond kan zijn. Zo bouw ik een hoofd op. Ogen, oren en de rest.
Ik pak een nieuw plankje en pak van het vorige de mond. Ik kijk uitgebreid naar het stukje hout en zeg…kijk dit kan ook een wenkbrauw zijn. Kijk als ik hem zo hou dan is het een mond en als ik het omdraai dan wordt de mond net een wenkbrauw. Ik leg op mijn nieuwe plankje ‘de oude mond’ als wenkbrauw… Ik gebruik zoveel mogelijk van mijn oude plankje. Zo bouw ik een hoofd op. Ogen, oren en de rest.

Ik doe een paar gezichten voor. Ik laat haren buiten het plankje uitsteken en juist niet; ik maak een neus met vleugels en een toevallige spijker wordt de piercing.
Ik laat een tong uitsteken…

En dan het moeilijkste… hoe maak ik mezelf? Ik vraag wat bij mij opvalt… kleuters zijn hard en meedogenloos… we maken met elkaar mijn portret.

Tijdens deze verbeeldende instructie, daag ik uit. Zie Praxisbulletin jaargang 28, nummer 8: ‘Loedertje’.

AAN HET WERK

Wie maken jullie? Ik schrijf het op.
Ik bespreek individueel de opdracht nogmaals en kort…
Ja gaat dus mama maken!? Hoe ziet jouw mama eruit?
Ja gaat dus papa maken!? Hoe ziet jouw papa eruit?

BEOORDELEN

De opdracht was: portret van …
Dus ik vraag aan de leerlingen: wijs aan: waaraan kan ik zien dat het een gezicht is.
En dan komt de moeilijkste vraag: Hoe kan ik zien dat het mama, papa of wie dan ook is? En dan komen de verhalen…

BRONNEN

– Groot, Ino de. (2011). ‘Zo’n vriendelijke dikzak!’ Praxisbulletin jaargang 29, nr. 4, Uitgeverij Malmberg
– Groot, Ino de en Lourens van der Leij. (2010). ‘Laat het gebeuren!’ Praxisbulletin jaargang 27, nr. 6, Uitgeverij Malmberg
– Groot, Ino de en Lourens van der Leij. (2011) ‘Loedertje’ Praxisbulletin jaargang 28, nr. 8, Uitgeverij Malmberg
– Leeuwen, Joke van. (2008) Een halve hond heel kijken. Een boek over kijken. Amsterdam/Antwerpen. Querido’s uitgeverij bv.
– Reynolds, Peter H. (2008). De stip. Rotterdam Lemniscaat.

Dierengym: lesidee groep 4-6

HET IDEE

Het idee is: met restjes hout dieren maken die allerlei capriolen (in de gymzaal) uitvoeren: denk aan moeilijke zaken als ‘op een been staan’; op de grond ‘in een split zitten’ of het moment nadat je van de rekstokken komt zweven en fier landt op de grond, ‘in een trotse houding’ van: dit doe ik maar eventjes!

DE VERLEIDING WEERSTAAN

De verleiding is de opdracht eenvoudiger te maken. Het werken met hout is al lastig genoeg. Dus de verleiding is er om de ‘gym’ uit de opdracht te halen. Ik snap het en toch is het niet aan te raden.

Dierfiguren ‘namaken’ lijkt een aardige opdracht, maar is eigenlijk niet. Er wordt dan een olifant gemaakt, een giraf, een krokodil, een hond…
Iedereen maakt dan braaf een dier en alle dieren maken samen een dierentuin. Het geeft een heel leuk resultaat zo alles bij elkaar. Door het resultaat lijkt het dus best een leuke opdracht.
Je snijdt je echter in jouw eigen vingers met een namaak-opdracht (eigenlijk altijd met elke namaak-opdracht).

Nader beschouwd bevestig je met de ‘namaak’ opdracht de stereotypen: je bevestigt de ‘voorgeprogrammeerde’ beelden die kinderen in hun hoofd hebben.

Bij het tekenen van dieren zie je dit helemaal overduidelijk: alle clichés komen langs.
Je krijgt de karakteristieke beelden van dieren die braaf met vier poten op de grond staan; van de zijkant gezien: zoals het hoort. Zoals kinderen denken dat het hoort. Zie Praxisbulletin ‘Zo’n vriendelijke dikzak’ (2011).

NAMAKEN IS ONMOGELIJK

Kinderen maken dieren zoals zij vinden dat het dier eruit hoort te zien.
Het gemopper komt met deze opdracht dan ook vanzelf:
er zijn niet de juiste houtjes… er zijn niet vier dezelfde stokjes voor de benen van het paard… ik kan dus niet een ‘echt’ paard maken…ik kan het niet… Klinkt als ‘Mees ik kan niet tekenen!’

NET ANDERS

Beeldende lessen hebben ook het doel de fantasie te stimuleren. Kinderen moeten in hun denken en handelen op nieuwe sporen gezet worden; zo leer je de wereld begrijpen!

De kunst van het onderwijs is met slimme ingrepen of opdrachten de leerlingen op een ander dan het gebruikelijke spoor te zetten. Daarom kies ik voor dieren in de gymnastiekles. En ik kies voor resthout. Ineens boeit het de leerlingen niet meer dat er niet dezelfde houtjes waren voor de benen, dat de kop ineen te groot is geeft niet… de focus ligt op de houding: een gymhouding.

DE RESULTATEN

Nadat de volgende dag het tape van de werkstukken is gehaald, zie ik de resultaten. De resultaten zijn niet echt spectaculair. Dat hoeft ook niet!!!
Vergeet niet dat met hout werken en zeker met schots en scheef afvalhout – lastig is.

We hebben in de gymzaal op één been gestaan als voorbereiding, we hebben gerend, geklommen, in de ringen gehangen…

LAAT HET GEBEUREN

‘Zie je dat de vogel met zijn vleugels als een evenwichtstok – zoals een koorddanser – staat om netjes op één poot te kunnen staan?’ ‘Zie je hoe geconcentreerd hij kijkt’.
In het gesprek dat volgt gaan we weer op een been staan, nu met twee armen als evenwichtsstok. We staan als de vogel met de blik naar beneden.
We ontdekken iets wezenlijks – ik weet niet meer precies hoe we er op kwamen; het gebeurde. Zie artikel ‘Laat het gebeuren’ (2010) – : als je naar de grond staart zoals de vogel, dan ga je als vanzelf wankelen; een blik vooruit zorgt ervoor dat je gemakkelijker stabiel staat…

BEOORDELEN

De opdracht was: dier in de gymles.
Dus ik vraag aan de leerlingen: wijs aan: waaraan kan ik zien dat het een beest is. Het hoeft geen paard te zijn, het mag een paardachtig dier zijn. Het hoeft geen struisvogel te zijn, het mag een vogelachtig dier zijn…
En dan vraag ik het moeilijkst: op welk moment heb je het dier uitgebeeld? En dan komen de verhalen …
En is een en ander navolgbaar en aanwijsbaar en kloppen de woorden met het beeld (kloppen vorm en inhoud) dan hebben ze een 10 verdiend!

BRONNEN

– Groot, Ino de. (2011). ‘Zo’n vriendelijke dikzak!’ Praxisbulletin jaargang 29, nr. 4, Uitgeverij Malmberg
– Groot, Ino de en Lourens van der Leij. (2010). ‘Laat het gebeuren!’ Praxisbulletin jaargang 27, nr. 6, Uitgeverij Malmberg
– Leeuwen, Joke van. (2008) Een halve hond heel kijken. Een boek over kijken. Amsterdam/Antwerpen. Querido’s uitgeverij bv.
– Reynolds, Peter H. (2008). De stip. Rotterdam Lemniscaat.

Serie: Taalvangers

Lees ook de andere artikelen uit deze serie.