Negendelige serie over poëzie. Voorlezen, voordragen of zélf creatief met taal aan de slag! Aflevering 1: een rijmend nonsensgedicht, met veel eigen woordvindsels.

Bestanden

Klik op de naam van het bestand om het te openen.

Artikel

Inleiding

Soms is er even tijd over. Dat “gaatje” kunt u met behulp van deze rubriek letterlijk en figuurlijk “dichten”. Op een zinvolle, leuke, pakkende manier. Elke maand opnieuw!
Even tijd voor poëzie: voorlezen, voordragen of zélf creatief met taal aan de slag! Deze maand een rijmend nonsensgedicht met veel eigen woordvindsels.

Werkwijze

Kopieer voor elk kind het gedicht op pagina 19. Het is het handigst, als u het setje al “op de plank” hebt liggen, zodat u het kunt grijpen, wanneer dat kwartiertje extra tijd zich aandient.
De opdrachten voor de kinderen staan bij het gedicht. Er kan individueel of in tweetallen worden gewerkt.
– Opdracht 1
Oefen om het gedicht mooi voor te lezen, voor te dragen, te declameren.
– Opdracht 2
Schrijf zelf een dergelijk onzingedicht, maar nu met nieuwe, zelfbedachte, gekke woorden en namen.

Aanwijzingen

Op de pagina hiernaast staan de spelregels voor de kinderen. Het is – zeker als er voor het eerst met bovenstaande opdrachten gewerkt wordt – van belang, om die spelregels samen door te nemen.
– Maat, ritme (instructie)
– Wat wordt er bijvoorbeeld bedoeld met in de maat lezen van een gedicht? Leest u het gedicht zelf maar eens op een overdreven manier in de maat voor, om het te laten horen.
– Ook liedjes zijn in de maat: de verschillende coupletten van een liedje zijn ritmisch aan elkaar gelijk, ze zijn ritmisch constant. Bij een vormvast gedicht (zoals het gedicht hiernaast) is ook het ritme in de diverse strofen gelijk. Leer de kinderen aan, dat bij een gedicht niet gesproken wordt van coupletten (zoals bij liedjes), maar van strofen.
– Nieuwe woorden
Kinderen vinden het aan de ene kant leuk om gekke, nieuwe woorden te bedenken. Maar aan de andere kant vragen ze zich ook af of dat wel “mag”? Natuurlijk mag dat! Zo gauw een woord bedacht, uitgesproken, opgeschreven is, bestaat het! Voor dit gedicht moeten het wél woorden zijn, die ritmisch passen in het geheel.
– Maat, ritme (oefenen)
Laat de kinderen tijdens het creatief schrijven steeds het ritme, de maat van het gedicht controleren. Bijvoorbeeld: door het ze hardop (zachtjes) te laten zeggen. Begin daarbij met het ritme van het gedicht Kat en muis: pa-dam-pa-dam-pa-dam-pa-dam…, enzovoort.
– Declameren
Indien er (op een ander moment) tijd is, besteedt u aandacht aan het mooi voordragen, het declameren van de eigen gedichten. Natuurlijk schenkt u ook even aandacht aan mooie woordvondsten of rijmen.

Werken met dit gedicht

1 Lees het gedicht eerst een paar keer hardop (zachtjes) voor jezelf.
2 Lees het gedicht in de maat. De maat van het gedicht is: pa-dam-pa-dam-pa-dam-pa-dam…
3 Let op de lengte van de regels. Hoeveel lettergrepen hebben de regels? Is dat in elke strofe hetzelfde?
4 Let op de rijmende woorden. Waar komen die rijmwoorden voor? Is dat in elke strofe hetzelfde?
5 Let eens op de gekke fantasienamen.

Wat ga je doen?

Sluit af, door de kinderen een tekening te laten maken. In die tekening worden een of meer vondsten gecombineerd met het centrale voorwerp. In deze laatste stap geven we extra waarde aan het voorwerp, door middel van de gevonden ideeën.

 

OPDRACHTEN

1 Je mag dit gedicht voorbereiden, om het later heel mooi voor te kunnen lezen, voor te dragen, te declameren.
2 Je mag zélf ook zo’n gek onzingedicht schrijven, maar nu met mooie, nieuwe fantasiewoorden erin.

 

SPELREGELS

1 Begin de eerste regel steeds met dezelfde beginzin. Een paar voorbeelden, om je op weg te helpen:
– Het was het paard Ikswaaimestaart…
– Het was de slang Watissielang…
– Het was de vlieg Vanzoemerzwieg… Enzovoort.
2 Elke strofe heeft vier regels, waarvan regel 2 en regel 4 steeds rijmen.
3 Er komen veel gekke, zelfbedachte namen in voor. Mag dat? Natuurlijk, want zo gauw je een woord uitspreekt of opschrijft, bestaat het!
4 Het gedicht moet wél goed in de maat blijven: pa-dam-pa-dam-pa-dam-pa-dam…
5 Lees je gedicht daarom steeds hardop (zachtjes) voor jezelf, om te controleren of het goed loopt.
6 Bereid je gedicht voor, zodat je het (later) kunt presenteren (voordragen, declameren).

Veel dichtplezier!

Serie: Gaatjes dichten

Lees ook de andere artikelen uit deze serie:

Kevin

Jan

Klankgedichten

Zoemels

Feest!