‘Vandaag ga ik iets uitleggen over kubieke decimeters,’ zegt meester Jaap.
Christiaan kreunt: ‘O nee!’
‘Ik zal het leuk maken,’ belooft de meester.
De kinderen gaan er eens goed voor zitten. Meester Jaap heeft vast weer iets geks bedacht.

 

Uit: Meester Jaap en het water

En inderdaad, meester Jaap heeft iets geks bedacht, want aan het eind van dit verhaal staan meester Jaap en Jelle, een van de kinderen, druipend van het water tegenover elkaar in de klas. Tot grote hilariteit van de rest van de groep natuurlijk, én met het gewenste effect, want naast al het plezier weet ieder kind nu precies wat een kubieke decimeter is. Humor in de klas brengt verbinding en helpt om de stof beter te onthouden. We vroegen Jacques Vriens, kinderboekenschrijver en voormalig leerkracht, meester op het gebied van humor, naar zijn tips en ervaringen.

 

Zelf zat Jacques Vriens op een lagere school in Helmond waar weinig te lachen viel. Met klassen van meer dan vijftig jongens die onderwezen werden door strenge broeders, was er geen ruimte voor grapjes. Dat veranderde gelukkig op de middelbare school. Vooral meneer Breukers, leraar geschiedenis die Jacques Vriens zijn liefde voor geschiedenis bijbracht, liet zien hoe het ook kon: met passie en humor je leerlingen weten te boeien. Datzelfde gold voor meneer Van Eijk, docent Nederlands, wiens humor op het cynische af was. Zijn belangrijkste wapen was dat hij zichzelf kon relativeren. En dat is volgens Jacques Vriens een groot goed.

Zelfrelativering

Ik zal het liedje voordoen,’ zegt meester Jaap. Hij zingt: ‘Ten zuid zuidwest van Ameland, daar ligt een kolkje diep, ja diep …’ Verder komt hij niet, want de hele groep ligt in een deuk. De stem van meester Jaap klinkt als een oude kraai en hij zingt zo vals als een piepende deur.
‘Sorry,’ zegt de meester, ‘ik kan niet zingen.’
‘Dat horen we,’ roept Fatima.
‘Waarom moeten we dan zingen?’ vraagt Rolf. Meester Jaap zucht. ‘Ik zal het maar eerlijk zeggen. De inspecteur komt op bezoek. Die komt kijken of ik wel goed lesgeef. Deze keer wil hij een zangles meemaken.’

Uit: Meester Jaap zingt

 

Jacques Vriens vindt het belangrijk dat je als leerkracht jezelf op de hak kunt nemen. Natuurlijk moet je niet de clown uithangen en jezelf de hele tijd onderuithalen, maar zelfrelativering kan echt geen kwaad. Kinderen voelen het als je oprecht bent en als je eerlijk tegen ze bent. En maak je een grap die verkeerd valt, zeg dan gewoon: ‘Sorry, dat had ik niet moeten zeggen.’ Dan haal je de angel eruit en bovendien geef je het goede voorbeeld. Als jij je excuses aanbiedt, dan zal een kind dat een keer een foute grap maakt, dit ook durven toegeven. Opvoeden is voorleven!

Humor in de lesstof

Meester Jaap kijkt Vera even aan en schudt zijn hoofd. Dan loopt hij naar de vensterbank en pakt een plant. Hij bijt er een blaadje af, begint erop te knabbelen en vraagt: ‘Johan, wat doe ik nu?’
Johan lacht en roept: ‘Je eet een plant.’
‘Precies,’ zegt meester Jaap en hij slikt het blaadje door. ‘Nu heb ik het op. Wat heb ik gedaan?’
‘Je át een plant,’ zegt Johan.

Uit: Meester Jaap eet een plant

 

Dit fragment is een prachtig voorbeeld van ‘vakinhoudelijke humor’. De kinderen die erbij waren, zullen het beeld van hun plantetende meester altijd voor ogen hebben als ze taaloefeningen maken. Volgens Jacques Vriens moet iedere leerkracht proberen om ‘didactisch creatief’ te zijn. Vraag je altijd af hoe je een les net even een draai kunt geven, zodat de kinderen op een andere manier geraakt worden. Sla de boeken over meester Jaap erop na en je vindt legio voorbeelden.

Humor als creatieve oplossing

Als ze in de kring zitten, kijkt iedereen naar Fatima. Vandaag heeft ze ineens een hoofddoekje op. Fatima is helemaal rood en kijkt naar de grond. […] Meester Jaap staat op en loopt naar de verkleedkist in de hoek van de klas. Hij pakt er een oude dameshoed uit en zet die op. De klas lacht: hij lijkt nu op een oma. ‘We dragen vandaag allemaal iets op ons hoofd,’ zegt hij. ‘Uitzoeken maar.’

Uit: Meester Jaap wordt oma

 

De verhalen over meester Jaap zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Aan de manier waarop meester Jaap met zijn groep omgaat, zie je dat de leerkracht Jacques Vriens op didactisch en pedagogisch vlak creatief was. En natuurlijk gaan die twee vaak hand in hand. Humor kan daarbij een krachtig hulpmiddel zijn. Over het op de werkelijkheid gebaseerde fragment hierboven: ‘De oplossing met de hoedjes

was een bijna impulsieve oplossing die goed uitpakte. Met humor en creativiteit werd een nare situatie een goede situatie. Met humor kun je een bepaalde situatie doorbreken. Er komt lucht, er ontstaat een andere sfeer.’

Wat als je geen grapjas bent?

De kou uit de lucht halen met een goedgeplaatste grap, een kleine kwinkslag om een kind bij de les te houden, een gevatte reactie op een onverwachte situatie: niet iedereen gaat dat zo makkelijk af als meester Jaap. Wat doe je dan? Je kunt het natuurlijk niet aanleren, want je moet dicht bij jezelf blijven, gekunsteldheid werkt niet. Maar wat je wel altijd kunt doen, is creativiteit in je lessen brengen. Zoeken naar originele manieren om iets uit te leggen, net als meester Jaap. Met humor in je lesstof houd je het interessant voor de kinderen en houd je de sfeer in de klas goed. Als Jacques Vriens op pabo’s spreekt, benadrukt hij ook altijd dat een goede juf of meester creatief moet zijn: je hoeft niet goed te kunnen tekenen of zingen (alhoewel dat natuurlijk meegenomen is), maar je moet wél didactisch creatief zijn. Én pedagogisch: door goed te kijken naar kinderen, kun je heel veel voor ze betekenen als er sociaal- emotioneel iets aan de hand is. Niet meteen de ‘hulptroepen’ inschakelen, maar eerst zélf bedenken hoe je een kind kunt helpen.

Kleuters, onderbouw en bovenbouw

Joost en Eefie installeren een zender in de kamer van hun verliefde broer Pepijn en testen hem.
Met een breed stuk plakband maakt hij het zendertje aan de onderkant vast. ‘Zo,’ zegt hij tevreden, ‘nu nog een laatste test. Jij blijft hier en zegt wat. En ik luister even op mijn kamer.’
Eefie gaat op het bed zitten. Vanuit zijn kamer roept Joost: ‘Toe maar!’
‘O, lieve Babs de Sybille,’ kreunt Eefie, ‘ik ben zo verliefd op je. Kom je bij me liggen op bed?’
‘Goed zo!’ juicht Joost. ‘Prima ontvangst. Ga nou eens aan de andere kant van de kamer staan.’
Eefie loopt naar het raam. ‘O, lieve Babs de Sybille,’ zegt ze met een zware stem, ‘zullen we tongen?’
En dan, met een heel hoog stemmetje: ‘Nee viezerik! Weet je wat je bent? Je bent Pepijn het zwijn.’
Vanuit de kamer van Joost klinkt geschater en hij roept: ‘Zeg nog eens wat. Dat doe je keigaaf.’

Uit: De bende van De Korenwolf – Het geheim van de verliefde hulpkok

 

Is er verschil in humor tussen onderbouw en bovenbouw? Zeker! Het laatste fragment is een typisch voorbeeld van situatiehumor. Je ziet het gewoon voor je. En dat is bij uitstek het soort humor waar kinderen uit de onderbouw voor vallen. Als Jacques Vriens dit verhaal voorleest op school, reageren de kinderen daar met een schaterlach op. Bovenbouwleerlingen overigens ook, maar bij bovenbouwleerlingen kan naast situatiehumor ook subtielere humor als taalhumor goed werken. Taalgrapjes en woordspelingen die jonge kinderen niet oppikken, zorgen juist wel voor een lach in de bovenbouw. Kleuters vinden zijn boek Willem en Dikke Teun erg grappig. De poes Dikke Teun kan praten, maar dat mag niemand weten. Hij zegt tegen de verlegen kleuter Willem: ‘Ik zal je helpen, maar niemand mag weten dat ik praten kan. Als je het verklapt, doe ik geen bek meer open.’

Zorg voor een veilige sfeer

Humor kan dus zorgen voor lichtheid, plezier en verbinding. En door humor te gebruiken beklijft de lesstof beter. Maar … humor werkt alleen als de basis goed is. ‘Zorg eerst dat kinderen zich op hun plek voelen bij jou op school. Geef ze de boodschap mee dat je met z’n allen in de groep zit en er samen voor moet zorgen dat iedereen met plezier naar school komt. Dat is de basis. Als kinderen zich veilig en prettig voelen, dan kunnen ze ook accepteren dat je af en toe gewoon even de autoritaire meester moet zijn.’
Toen hij als leerkracht begon op een school in Amsterdam Buitenveldert, was de klas niet blij met hem. Er was hun namelijk een zeer populaire leerkracht beloofd, maar die kreeg een andere baan. Dus daar stond Jacques met al zijn idealen voor 42 teleurgestelde kinderen. Die eerste week was het rommelig en onrustig. Maar hij wilde niet boos en streng zijn, want hij wilde de harten van de kinderen winnen. Uiteraard ging dat niet goed. Toen hij na tien dagen huilend bij de directeur zat, stelde die hem een goede vraag: ‘Welke dingen vind jij leuk om te doen?’ In het geval van Jacques Vriens waren dat toneel en geschiedenis. ‘Bedenk dan eens een leuke rekenles waarbij je toneel kunt spelen en geef na de pauze een geschiedenisles,’ tipte zijn directeur, ‘ik kom er wel bij zitten.’ Aldus geschiedde. Omdat hij zo de kans kreeg om iets van zichzelf te laten zien, ontstond er meteen een andere sfeer. En vanaf toen ging het crescendo. Hoe meer hij zichzelf werd voor de klas, hoe beter de band met de groep werd. En toen hij kort daarna een keer ontplofte, ging er bijna een zucht van verlichting door de klas: gelukkig, hij kan ook boos worden! Door de band die ze opbouwden – een band die zo hecht werd dat Jacques ruim vijftig jaar later met sommige leerlingen nog steeds contact heeft – kwam er ruimte voor meer. Voor betere lessen, voor creatievere lessen en ook voor humor. De goede basis maakte het verschil.

Humor in boeken

In onder meer zijn boekenserie De Bende van de Korenwolf zie je goed hoe Jacques Vriens humor in gebeurtenissen en humor in dialoog afwisselt. De verhalen spelen zich af in en rond een hotel in Zuid- Limburg: een aansprekende plek voor bijzondere gebeurtenissen. De hoofdpersonages zijn vijf tot veertien jaar, waardoor er een bijzondere dynamiek in de dialogen ontstaat. Tussen Eefie en haar grote broer Pepijn bijvoorbeeld, maar ook de ontwapenende opmerkingen van kleuter Nina zorgen voor Schwung in de dialogen.

Een extra tip van Jacques Vriens voor alle schrijvers en vertellers: pas op met piemelgrappen! Omdat je alleen al door het woord piemel te noemen de lachers op je hand hebt, is de verleiding groot. Maar maak piemel-, plas- en poepgrappen alleen als het echt leuk en functioneel is. In het sprookje De twaalf broers in zijn boek Grootmoeders grote oren krijgen de koning en koningin alsmaar zonen, terwijl ze zo graag een dochter willen. Als de koning bij zoon nummer zes roept: ‘Alweer een met een piemel!’, liggen de kinderen compleet in een deuk. Een mooi voorbeeld van een geslaagde piemelgrap op het goede moment.

Een lach en een traan

Natuurlijk is er meer dan alleen humor in de boeken van Jacques Vriens. Heel veel meer. Een van de mooiste complimenten kreeg hij van een meisje dat zei: ‘Ik heb om je boek gelachen en gehuild.’ Jacques Vriens hierover: ‘Als dat gelukt is, dan ben ik heel trots. Dan is het gelukt om dicht bij de emotie van de kinderen te komen.’

Over Jacques Vriens, Meester-verteller

Jacques Vriens stond vijfentwintig jaar voor de klas in het basisonderwijs. Bijna twintig jaar was hij ook nog ‘bovenmeester’. Zijn leerlingen inspireerden hem tot zijn ‘schoolromans’ (o.a. Achtste-groepers huilen niet en Die rotschool met die fijne klas) en natuurlijk Meester Jaap. Hij schreef ook historische jeugdboeken (o.a. Strijd om de kathedraal en Smokkelkinderen). Zijn eigen jeugd in een hotel vormde de basis voor de serie over De Bende van de Korenwolf. Daarnaast schreef hij over maatschappelijke thema’s als jeugdzorg (Niet thuis) en euthanasie (Kattenkruid, hoe mijn opa vrolijk doodging) en echtscheiding (Mijn vader woont in
het tuinhuis). Ook schreef hij twee boeken over zijn onderwijservaringen en zijn visie op het hedendaagse onderwijs: Is de klas nog wel zo gelukkig? Van Theo Thijssen tot Meester Jaap en Zullen we weer gewoon schooltje gaan spelen?’
Jacques Vriens bezoekt regelmatig basisscholen en verzorgt lezingen voor pabostudenten, leerkrachten en andere (voor)leesprofessionals. Daarnaast staat hij regelmatig in het theater met voorstellingen rondom zijn boeken.
Jacques Vriens won verschillende prijzen waaronder de Nederlandse Kinderjury, de Pluim van de Maand, de Kinderboekwinkelprijs en twee Zilveren Griffels en de Archeon/Thea Beckmanprijs. Sommige van zijn boeken zijn succesvol verfilmd. Zijn boek Niet thuis wordt de volgende verfilming.

Meer info op jacquesvriens.nl.

Download het hele artikel

Klik op de naam van het bestand om het te openen.