In dit artikel beschrijf ik een aantal ideeën, waarmee leerlingen kunnen ervaren hoeveel soorten weer er zijn. Ik geef u eerst wat algemene activiteiten. En daarna geef ik bij elk weertype een aantal verwerkingsideeën.
Elk weeravontuur kan beginnen met de geheimzinnige inhoud van een doos (of een zakje). Bijvoorbeeld: een ijsblokje in een washandje vormt het begin van een ijsavontuur. Het hele jaar door kunt u – afhankelijk van het weertype op dat moment – een of meer van de hier beschreven suggesties kiezen.

Algemene activiteiten

Weerman of weervrouw

Elke dag is een van de kinderen de weerman (of weervrouw) van de dag. De volgende activiteiten kunnen dan door dit kind worden uitgevoerd:

• Weerkalender
’s Morgens wordt eerst de weerkalender ingevuld. Het kan zijn, dat u al zo’n kalender met verschillende weersymbolen hebt. Zo niet, dan tekent de weerman (of weervrouw) op een stevig vel papier hoe het weer er die dag uitziet. (Is het zonnig of bewolkt? Regent of sneeuwt het? Of is er misschien een regenboog?) De tekening krijgt daarna een plaats op het prikbord, onder de tekst: Het weer van vandaag. Eventueel kan ook de binnen- en de buitentemperatuur worden opgenomen en worden vermeld in de tekening.

• Weersituatie
– De weerman (of weervrouw) bepaalt – in overleg met u – of er met of zonder jas buiten gespeeld kan worden. Deze leerling gaat daarvoor eerst buiten poolshoogte nemen.
– Bij twijfel of de kinderen wel of niet buiten kunnen gaan spelen, kunt u de volgende website raadplegen: www.buienradar.nl/h.aspx. U kunt dan zien of de buien, die gaan komen, wel of niet de school zullen bereiken. Vervolgens bepaalt de leerling – ook weer in overleg met u – of er een rode of een groene vlag in de zandbak wordt gezet. De keuze is afhankelijk van het weertype van die dag. De rode vlag geeft aan, dat het zand veel te nat is en dat er daarom niet in de zandbak gespeeld kan worden. En de groene vlag geeft het groene licht voor lekker spelen in de zandbak.
– De vlag is door u (of een ouder) gemakkelijk te maken. Uit een lap rode en groene stof knipt u een driehoekige vlag. Door een “tunnel” aan één zijkant van de vlag te stikken, kan die gemakkelijk aan een bezemsteel of een stevige stok worden bevestigd. Als u dunne stof gebruikt, wappert de vlag vrolijk in de wind en zien de kinderen van welke kant de wind komt en hoe hard (of hoe zacht) het waait.

• Weerbericht
De weerman (of weervrouw) kan de verschillende weertypen van die dag tekenen. (In groep 3 kunnen die weertypen eventueel worden opgeschreven in een weerschriftje.) Op het eind van de dag vertelt de leerling het weerbericht van die dag.

De logeerbeer

In veel kleutergroepen kent men de logeerbeer. Elk weekend gaat deze beer met zijn koffer logeren bij een van de kinderen. Voordat de beer mee naar huis gaat, kunt u aandacht besteden aan wat voor weer het op dat moment is. Ook kan bijvoorbeeld in de krant de weersverwachting voor het weekend bekeken worden. (Moet de beer dik aangekleed worden met een jas, een das en een muts? Of mag er een zwembroek in het koffertje?)

Weerprikbord

Het hele jaar door verzamelt u – samen met de kinderen – ansichtkaarten en knipsels uit tijdschriften over het weer. Die worden op het prikbord gehangen. Regelmatig wordt dit prikbord – samen met de kinderen – aangepast aan het weertype en aan het seizoen.

Weerkalender

Alle kinderen maken zelf een kalender over het weer. In het midden van een stuk (stevig, rond) karton bevestigt u een pijl (gemaakt van stevig karton) met een splitpen. Op de rand van het karton tekent het kind de verschillende weertypen. De pijl wijst steeds naar het weer van de betreffende dag.

Het weer en ik

Het hele jaar door maken de kinderen tekeningen over het weer. Die tekeningen worden steeds op hetzelfde formaat gemaakt en worden aan het eind van het jaar gebundeld in een boekje: Het weer en ik.
Ik noem een aantal onderwerpen, die getekend kunnen worden:
– Ik lig in de zon.
– Ik loop in de regen met een paraplu.
– Ik sta onder de regenboog. (Schilder de regenboog met ecoline.)
– Ik ren in de wind.
– Ik en de sneeuw. (Teken met wit potlood op zwart papier.)
– Ik glijd op het ijs.
– Ik, de zon en mijn schaduw. (Teken de schaduw met grijs potlood.)
– Ik loop in de mist. (Teken met waskrijt en spat daarna met een tandenborstel, een spatraampje en ecoline.)
Nota bene. Eventueel kunnen de genoemde zinnetjes door de kinderen (of door u) bij de tekeningen worden gestempeld (of geschreven).

Rijmen met weerwoorden

– Eén kind tekent bovenaan op een groot vel papier een wolk. De andere kinderen bedenken daarna rijmwoorden op wolk. Die rijmwoorden worden onder de getekende wolk geschreven. Dat gebeurt door u of (in groep 3) door een kind. Het regent rijmwoorden! Ook onzinwoorden zijn toegestaan. Daarna kunnen de kinderen met een aantal rijmwoorden een versje maken.
– Herhaal het bovenstaande, maar nu met andere woorden. De zon straalt dan rijmwoorden, de wind blaast rijmwoorden en uit een sneeuwwolk sneeuwt het rijmwoorden.

Internettip

U vindt op home.wanadoo.nl/crijkee/interest.htm prachtige weerfoto’s, om in de groep te laten zien en te bespreken met de kinderen.

Verwerkingsideeën per weertype

Zon en schaduw

• Beginsituatie
De kinderen zitten in een kring. U legt een piepklein doosje in het midden van de kring. In dat doosje zit een klein, opgevouwen briefje, met het volgende raadsel erop: je hebt er allemaal een als de zon schijnt, je bent het zelf en toch weer niet, ra, ra, ra, wat is het? Het antwoord is: je schaduw.
– Als u dit raadsel voor uw groep te moeilijk vindt, kunt u van tevoren – tijdens het buiten spelen, bij zonnig weer – aandacht besteden aan het fenomeen schaduw en bijvoorbeeld schaduwtikkertje spelen.
– Door steeds meer over de schaduw te vertellen, helpt u de kinderen om het raadsel op te lossen. Daarna volgt er een kringgesprek, waarin de kinderen vertellen wat ze over de schaduw weten. U kunt aanvullende informatie geven, door bijvoorbeeld met een zaklamp in een donkere klas op een poppetje in de kring te schijnen.

• Vervolgactiviteiten
– Schaduw is voor jonge kinderen een geheimzinnig thema. Daarover gaat het prentenboek De schaduw van Wolf en Lam (geschreven door Ben Kuipers, met illustraties van Ingrid Godon, uitgegeven door Leopold, 2007, ISBN 978 90 258 5112 5).
Het verhaal gaat over Lam, die zijn schaduw ontdekt. Die schaduw huppelt met hem mee, springt tegen de muur op, ligt ineens in het water, enzovoort. Dan komt Lam bij zijn vriend Wolf. En als die een arm om zijn vriendje legt, vermengen beide schaduwen zich tot één. Het aanbieden van dit prentenboek is een prima start om met jonge kinderen te praten en te werken over zon en schaduw.
– Op de speelplaats worden op een zonnige dag de schaduwen van de kinderen met stoepkrijt getekend. Voor deze activiteit kiest u een dag, waarop de zon volop schijnt! Zet een emmer met zand in de zon op de speelplaats. In het midden van de emmer zet u een stevige stok. De schaduw van de stok wordt met stoepkrijt overgetrokken op de speelplaats. Elk uur gaat u met de kinderen naar buiten en wordt er een nieuwe schaduw van de stok getekend.

Regen

• Beginsituatie
– De kinderen zitten in een kring. Om de beurt mogen ze voelen wat er in een zakje zit. Ze mogen niet in het zakje kijken. Ze vertellen wat ze voelen of wat ze denken dat er in het zakje zit.
– Als iedereen geweest is, haalt u een plastic regenkapje uit het zakje. Wat is dat voor een gek ding? Wanneer kun je het gebruiken? Het begin van het gesprek over de regen is dan gemaakt.

• Vervolgactiviteiten
– De kinderen gaan meten hoeveel regen er vandaag (of vannacht) is gevallen. Op verschillende plaatsen op de speelplaats staan maatbekers. Op het eind van de dag worden die binnengehaald. Zit er in elke maatbeker evenveel regen? Waarom wel? Of waarom niet? Al deze waarnemingen worden door de kinderen besproken.
– Als er veel regenplassen op de speelplaats liggen, is het erg spannend om tikkertje te spelen. Sta je in een plas? Dan mag je niet getikt worden. De kinderen die wél getikt zijn, gaan bij de zandbak staan. U geeft regelmatig een fluitsignaal, waarop dan een andere tikker wordt gekozen en iedereen weer mee mag doen. Het is verstandig om vooraf met ouders en kinderen af te spreken om laarzen aan te doen.
Nota bene. U kunt deze activiteit overigens ook in de speelzaal spelen. (Sta je in een hoepel? Dan mag je niet getikt worden.)
– Kinderen kunnen zelf de geluiden van regen maken. Door met de vingertoppen zachtjes op tafel te tikken, lijkt het net of het miezert. Door af en toe met een vingertop op tafel te tikken, is het net of je een druppel regen hoort vallen. Door de vingertoppen steeds sneller op tafel te laten tikken, maak je het geluid van een flinke stortbui.
U (of een leerling) geeft aan hoe zacht of hoe hard het regent. U kunt er ook een verhaal bij bedenken.

Regenboog

• Beginsituatie
– De kinderen zitten in een kring. U legt een zakje in het midden van de kring. Voorzichtig wordt het zakje opengemaakt. Er zit een regenboogdruppel in. Misschien weet een van de kinderen wat dat is? Dit is een glazen hanger, die voor een zonnig raam wordt gehangen. Als de zon door de hanger schijnt, wordt het kleurenspectrum van de zonnestralen op de muur of op de grond geprojecteerd. Overal in de klas zie je dan kleine “regenboogjes”.
– Daarna kan er verteld worden over regenbogen. Over de kleuren, over wanneer je ze ziet, enzovoort.

• Vervolgactiviteiten
– De kinderen schilderen met ecoline of plakkaatverf een regenboog. Maar ook met het scheuren en opplakken van stukjes vloeipapier kan een schitterende regenboog gemaakt worden.
– Ga op een zonnige dag, als de zon laag staat, naar buiten. Pak de tuinslang en ga met uw rug naar de zon staan. Houd uw vinger half voor de opening van de slang en spuit het water in een boog voor u uit. Er ontstaat dan een regenboog. Met een plantenspuit kunnen u en de kinderen op deze manier ook regenbogen maken.

Wolken

• Beginsituatie
– De kinderen zitten in een kring. U legt een zakje in het midden van de kring. In dat zakje zit een (uit vilt geknipte) wolk. Knip hiervoor twee wolken uit vilt, naai die op elkaar en vul de wolk op met watten of schapenwol. De kinderen proberen te raden wat er in het zakje zit. Ze mogen ook voelen. U geeft steeds een aanwijzing. Bijvoorbeeld: “Vandaag zie ik er een heleboel. Ze zijn erg donker. Ik denk dat er regen uit gaat vallen.”
– Vervolgens kan er over wolken gepraat worden.

• Vervolgactiviteiten
– De wolken worden door de kinderen tijdens het buiten spelen goed bekeken. (U kunt de kinderen ook een foto laten maken van een wolk.) Soms lijkt een wolk op een berg, op slagroom of op een ijsbeer.
– Daarna worden er wolken geschilderd op dun karton. De foto’s van de wolken kunnen eventueel als voorbeeld dienen. U geeft de kinderen alleen zwarte en witte verf. Daarmee kunnen ze zelf verschillende grijstinten mengen. De hele plaat karton mag gebruikt worden.
– Als het schilderij droog is, wordt er op de achterkant een wolk getekend, die daarna wordt uitgeknipt. De kinderen leren het onderstaande wolkenversje. De tekst wordt gekopieerd en achter (of voor) op de wolk geplakt.

Wolken

Hoe kan het dat de wolken blijven hangen
kun je ze niet vangen
met een hengel of een touw
zijn ze van watten of van pluizen
zijn ze net zo hoog als huizen
hoe kan het dat de wolken steeds weer komen en weer gaan
hoe kan het dat ze altijd verder zweven
dat er nooit één een tijdje stil blijft staan

(Uit: Jij bent de liefste, een poëziebundel van Hans en Monique Hagen, illustraties: Marit Törnqvist, Uitgeverij Querido, 2000, ISBN 902 146 47 80.)

– Laat de kinderen door overtrekpapier kijken. Door dit papier over een tekening te leggen en boven aan de tekening vast te plakken, wordt het vanzelf mistig.

Wind

• Beginsituatie
De kinderen zitten in de kring. In het midden van de kring ligt een (in cadeaupapier verpakt) windmolentje op een stok. De contouren zijn zichtbaar. Eerst raden de kinderen wat er in het pakje zou kunnen zitten. Daarna wordt het molentje uitgepakt. Besproken wordt wat het is en wat je nodig hebt om het te laten draaien.
– Vervolgens kan er over wind worden gepraat. Misschien zijn zelfs ook grote windmolens bekend.

• Vervolgactiviteiten
– Op een dag met veel wind gaat u met de kinderen vliegeren. Neem een dunne, plastic draagtas en knoop aan de handvatten een stevig touw. De wind blaast lucht in de zak. En… vliegeren maar!
De kinderen kunnen met verschillende plastic zakken experimenteren. En ook ballonnen aan een touw waaien prima in de wind.
– Blaas kleine, plastic zakjes op en knoop ze dicht. De kinderen proberen de zakjes over een streep in de gymzaal te blazen.
– De kinderen kunnen vliegers, windmolentjes en bootjes vouwen. De bootjes varen in een regenplas of in een bak met water. De wind maken de kinderen zelf, door te blazen. Ook een fietspomp of een ballonnenpomp kan lucht uitblazen en de bootjes laten varen!
– Hang buiten stoffen vlaggetjes aan een lijn en kijk hoe de wind ermee speelt. U kunt ook alle (op school gevonden) kledingstukken aan waslijnen op de speelplaats hangen. Na schooltijd kunnen de ouders hun “verloren voorwerpen” dan weer mee naar huis nemen.

IJs

– De kinderen zitten in de kring. U geeft een zakje door. De kinderen mogen even voelen en daarna het zakje snel doorgeven. Eerst voelt het hard en droog, later hard en nat, daarna begint het misschien wel te lekken! Wat zou er toch in het zakje zitten? In het zakje zit (zat) een ijsblokje!
– Daarna kan een gesprek worden begonnen over ijs (binnen in de koelkast of buiten als het vriest).

Sneeuw

• Beginsituatie
– De kinderen zitten in de kring. Een van de kinderen gaat naar de gang. U verstopt samen met de kleuters een zakje. Het kind komt terug in de klas en gaat op zoek naar het zakje. Door middel van de woorden ijskoud, heel erg warm en gloeiend geeft u – samen met de kinderen – aan of de zoeker dicht bij (warm) het zakje of juist ver verwijderd (koud) van het zakje is. Als het zakje gevonden is, wordt het opengemaakt. Er zit een sneeuwschudhuisje in.
– Even schudden met het huisje. En… de sneeuwvlokjes en de sneeuwverhalen dwarrelen naar beneden! Met andere woorden: over sneeuw valt veel te vertellen én te verhalen.

• Vervolgactiviteiten
– Het leukst is natuurlijk het spelen en werken met échte sneeuw. Denk aan het maken van grote en kleine sneeuwmannen. Maar omdat echte sneeuw in Nederland niet altijd voorradig is, kunt u nepsneeuw gebruiken. Koop hiervoor een goedkope bus scheerschuim en spuit die scheerschuim vervolgens op een plastic dienblad. De kinderen schrijven en tekenen in dit “sneeuwlandschap”.
– Uit kleine, witte (ronde of vierkante) vouwblaadjes worden sneeuwkristallen geknipt. Het vouwblaadje wordt dubbelgevouwen. Daarna wordt de linkerkant op de rechterkant gevouwen. En tot slot worden er kleine stukjes uitgeknipt.
– Vaak zitten er bij breekbare spullen kleine stukjes opvulpiepschuim in een doos. Hiervan kunnen de kinderen een sneeuwketting rijgen.
– Als je blokken piepschuim over elkaar wrijft, dan krijg je een soort sneeuwvlokjes. Zo kunnen bijvoorbeeld de kinderen in de bouwhoek het laten sneeuwen op het gebouwde kasteel. Het geeft wel wat rommel, maar met een kruimeldief is de “sneeuw” zo weer opgezogen!
Ik wens u en de kinderen veel verschillende weersoorten toe.

En… veel plezier met het weer!