Jasper maakt midden groep 5 de M5-toets Rekenen-Wiskunde. Hij heeft een E-score. In voorgaande jaren had Jasper ook steeds een E-score. Zijn ouders zijn verontwaardigd. Heeft Jasper dan niets geleerd? Jasper zelf is steeds minder gemotiveerd, want hij kan toch nooit meer dan een «E’tje» halen! De leerkracht weet, dat Jasper een achterstand heeft en wil hem onderwijs aanbieden, apart van de groep. Maar op welk niveau kan zij dat het best doen?

Bestanden

Klik op de naam van het bestand om het te openen.

Artikel

Lees ook de uitbreiding

Bij dit artikel hoort een online uitbreiding.

Indeling A tot en met E

Bovenstaand voorbeeld maakt duidelijk, dat een E-score veel vragen, verwarring en emoties kan oproepen. De indeling A tot en met E is bedoeld, om – aan de hand van vaardigheidsscores – uitspraken te kunnen doen over hoe een leerling scoort ten opzichte van leeftijdsgenoten.
Deze niveau-indeling komt tot stand door normeringsonderzoek. Hierbij wordt een toets afgenomen bij honderden leerlingen. De scores van de leerlingen worden geordend van hoog naar laag:
– De 25 procent leerlingen met de hoogste score vormen de groep A.
– De 25 procent hieronder noemen we groep B.
– Ook groep C is een groep van 25 procent leerlingen.
– De 25 procent leerlingen met de laagste scores worden opgedeeld in twee groepen: de 10 procent leerlingen met de laagste score krijgen de aanduiding E en de overige leerlingen D.
De indeling wordt dus niet zomaar gekozen, maar vastgesteld op basis van gegevens. Als een leerling een A- of B-score heeft, weet u, dat de leerling bovengemiddeld scoort. De scores C tot en met E zijn beneden het gemiddelde. Bij een A-score weet u, dat de leerling tot de betere leerlingen behoort, maar weet u niet hoe groot de voorsprong van de leerling is ten opzichte van leeftijdsgenoten. Bij een leerling met een E-score hebt u eveneens geen informatie over de grootte van de achterstand.

Vervanging indeling A tot en met E door I tot en met V

De «oude» indeling A tot en met E wordt vervangen door de indeling I tot en met V. Een I betekent, dat een kind hoog scoort in vergelijking met leeftijdsgenoten. Een V betekent, dat een kind laag scoort. Een belangrijk voordeel van de nieuwe indeling is, dat er nu een duidelijk gemiddelde groep is.
→ De andere voordelen van de indeling I tot en met V staan beschreven in de uitbreiding op dit artikel. Zie: praxisbulletin.nl.

b166e220-e2dd-48b8-9e1b-ade016695104_29-5-2a

 

Dit artikel

Zowel bij de indeling A tot en met E als bij I tot en met V is het onduidelijk hoe groot de voorsprong of achterstand is. Voor zwakkere leerlingen is het daarom aan te bevelen om de vaardigheidsscore om te zetten naar een functioneringsniveau.

In dit artikel leest u wat het functioneringsniveau is en hoe u leerlingen kunt volgen op basis van dit niveau. Ook leest u hoe u het functioneringsniveau kunt inzetten als handig hulpmiddel bij het plannen van onderwijsaanbod, dat is afgestemd op het niveau van leerlingen.

Van vaardigheidsscore naar functioneringsniveau

VERGELIJKBAAR

Het functioneringsniveau is nieuw en speciaal ontwikkeld voor leerlingen, die werken op hun eigen niveau op de leerlijn. Het functioneringsniveau wordt bepaald op basis van de vaardigheidsscore, die een leerling op een toets behaalt. Alle vaardigheidsscores van één leergebied liggen op dezelfde schaal (oftewel: dezelfde meetlat). Daardoor is een vaardigheidsscore op de ene toets te vergelijken met de vaardigheidsscore op een andere toets.

JASPER

Jasper haalde een E op de M5-toets Rekenen-Wiskunde. Zijn vaardigheidsscore was 45. Deze score komt overeen met de gemiddelde vaardigheidsscore van een leerling halverwege groep 4 (oftewel: M4). Dit noemen we het functioneringsniveau van Jasper. De betekenis hiervan is, dat hij qua vaardigheid vergelijkbaar is met een gemiddelde leerling in het reguliere basisonderwijs in januari van groep 4.

Meer inzicht in niveau en groei van een leerling

NZICHT IN NIVEAU
Door het bepalen van het functioneringsniveau van een leerling weet u direct hoeveel achterstand (of voorsprong) een leerling heeft.

● Jasper

Aan de hand van de vaardigheidsscore en het bijbehorende functioneringsniveau van Jasper blijkt, dat hij op Rekenen-Wiskunde functioneert op niveau M4. Aangezien hij nu in groep 5 zit, betekent dit, dat hij een achterstand heeft van ongeveer één jaar. Doordat het niveau van Jasper nu duidelijk is, kunnen gerichte keuzes in het onderwijsaanbod gemaakt worden. De leerkracht kan besluiten om hem materialen op niveau M4 aan te bieden.

INZICHT IN GROEI
Naast inzicht in het niveau van een leerling brengt u met behulp van het functioneringsniveau ook de groei van een leerling beter in beeld. Wanneer de leerling bij diverse toetsmomenten achter elkaar een E-score heeft gehaald, dan betekent dit niet, dat de leerling geen groei heeft doorgemaakt! Met het functioneringsniveau meet u de vaardigheid van de leerling op de verschillende meetmomenten. Zo ziet u of de groei van de leerling beneden, boven of conform het landelijk gemiddelde is.

● Jasper

Wanneer Jasper op het volgende meetmoment (hij zit dan eind groep 5) een functioneringsniveau van E4 haalt, maakt hij een gemiddelde groei door. Jasper heeft weliswaar nog steeds een achterstand, maar in een half jaar tijd is hij qua niveau wél een half jaar vooruitgegaan! Namelijk: van functioneringsniveau M4 naar E4. En die groei is conform het landelijk gemiddelde.

De groei maakt u zichtbaar in het alternatief leerlingrapport. Hierin tekent u de vaardigheidsscores van de leerling op de verschillende meetmomenten, waar de bijbehorende functioneringsniveaus aangegeven zijn. Aan de stijging van de lijn ziet u dan de groei die de leerling doormaakt, gekoppeld aan het niveau waarop de leerling functioneert.

→ Zie voor een toelichting en voorbeelden: praxisbulletin.nl.

Van functioneringsniveau naar passend onderwijsaanbod

Het functioneringsniveau kunt u op verschillende manieren inzetten bij het plannen van het onderwijsaanbod:

– U ziet vlot welk niveau bij een leerling past en of dit niveau overeenkomt met het onderwijs dat een leerling krijgt.

– U krijgt informatie over welke toets een leerling bij een volgend toetsmoment het beste kan maken.
– Het functioneringsniveau vormt een goede basis voor het opstellen van een ontwikkelingsperspectief.

In het vervolg van dit artikel worden de drie genoemde functies door ons kort toegelicht.

Onderwijsaanbod op niveau

● Vergelijken met de lesstof

Een functioneringsniveau M5 wil zeggen, dat de score van een leerling overeenkomt met de gemiddelde leerling in groep 5. Dat betekent, dat de lesstof uit groep 5 goed bij de leerling past. De leerkracht kan dus het functioneringsniveau van de leerling vergelijken met de lesstof. Werkt een leerling met functioneringsniveau M5 uit het boek voor groep 6? Dan is dit waarschijnlijk (te) hoog gegrepen.

● Aandachtspunt
Belangrijk aandachtspunt is, dat het onderwijsaanbod van invloed is op wat een leerling op een toets kan laten zien. Als een leerling uit groep 5 een functioneringsniveau M7 heeft bij Rekenen-Wiskunde, dan betekent dit niet automatisch, dat de leerling kan rekenen met breuken en procenten. Als de leerling namelijk instructie op het niveau van groep 5 heeft gehad, is deze lesstof nog niet aan de orde geweest. Een functioneringsniveau M7 geeft in dit geval aan, dat de leerling denkt op het niveau van een gemiddelde leerling midden groep 7 en dat hij/zij de instructie tot tenminste het niveau van midden groep 7 zeer vlot zal oppikken.

Een toets op niveau

● Flexibel toetsen

Een tweede manier om functioneringsniveaus toe te passen, is toetsen op maat. Een leerling met een E-score zal veel fouten in een toets maken. Het toetsen kan voor deze leerling frustrerend zijn. Bij leerlingen met extreme scores (een heel hoge A-score of een heel lage E-score) is het voor de betrouwbaarheid van de toetsuitslag én voor de motivatie van de leerling aan te raden een toets te kiezen, die beter aansluit bij zijn/haar niveau. Dit zogenoemde flexibel toetsen is mogelijk, doordat de toetsen van een leergebied vaardigheden meten op dezelfde meetlat. Een vaardigheidsscore op de E5-toets is hierdoor te vergelijken met een vaardigheidsscore op de M6-toets. Zo kunt u bijvoorbeeld een leerling uit groep 6 ook een toets uit groep 5 laten maken.

● Onnodig

Daarnaast zorgt dit ervoor, dat terugtoetsen en doortoetsen onnodig is. Met door- of terugtoetsen gaat u meestal op zoek naar een toets, waar een leerling gemiddeld op scoort. Bijvoorbeeld: tussen B en C in. Bij een vertaling van de vaardigheidsscore naar het functioneringsniveau hebt u deze informatie al en weet u dus op welke toets de leerling ongeveer tussen B en C zou scoren.

● Groei

Het kijken naar het functioneringsniveau bij de vorige toetsafname geeft een goede indicatie van het niveau van de leerling. Op basis van uw eigen observaties en methodegebonden toetsen maakt u een inschatting van de groei, die de leerling heeft doorgemaakt:
– Heeft de leerling een gemiddelde groei doorgemaakt? Dan geeft u op het toetsmoment een toets, die qua niveau een half jaar verder ligt dan de vorige toets. Had de leerling bijvoorbeeld bij de vorige toetsafname functioneringsniveau M4, dan zal de toets E4 nu goed passen bij zijn/haar niveau.

– Heeft de leerling echter nauwelijks groei doorgemaakt? Dan kunt u ervoor kiezen om bijvoorbeeld de toets M4 nogmaals voor te leggen. Beschikt u over de uitgave Toetsen voor speciale leerlingen, dan kunt u ook kiezen voor de tussentoets M4E4. Deze tussentoetsen zijn speciaal ontwikkeld om leerlingen met een vertraagde ontwikkeling niet meerdere malen dezelfde toets te laten maken. De toets M4E4 ligt qua moeilijkheid precies tussen de toets van M4 en de toets van E4 in.

Let op! U kunt een toets kiezen, die bij het niveau van de leerling past. Maar het is belangrijk, dat u wél de normeringstabel gebruikt, die past bij het afnamemoment. Wanneer een leerling midden groep 6 de M5-toets maakt en u wilt een niveau-indicatie A tot en met E of I tot en met V bepalen, dan gebruikt u hiervoor dus de tabel van het M6-moment. Zo maakt de leerling een toets op niveau, maar kunt u de leerling wél vergelijken met zijn/haar leeftijdsgenoten.

Gebruik van het functioneringsniveau bij ontwikkelingsperspectief

● Basis

Het functioneringsniveau geeft niet alleen informatie over het huidige niveau van een leerling, maar brengt ook de groei in beeld. En die groei vormt een basis voor het opstellen van een ontwikkelingsperspectief.

Wanneer een leerling in een half jaar groeit van functioneringsniveau E3 naar niveau E3M4, dan laat dit zien, dat de leerling zich minder snel ontwikkelt dan een gemiddelde leerling. We verwachten immers, dat een leerling in een half jaar tijd van niveau E3 naar M4 gaat.

● Inschatting

Beschikt u over gegevens van minimaal drie toetsmomenten? Dan kunt u – op basis van het huidige niveau én de groei die de leerling de afgelopen jaren heeft doorgemaakt – een inschatting maken van waar de leerling uit zal komen:

– Maakte de leerling per jaar gemiddeld een half jaar groei in niveau door? Dan kunt u deze verwachting doortrekken naar het einde van het primair onderwijs.

– Maakte de leerling tussen de verschillende toetsmomenten een kwart jaar groei door? Dan kunt u globaal verwachten, dat de leerling in drie jaar tijd een groei van anderhalf jaar zal doormaken.
● Verschillen corrigeren

Omdat de gemiddelde vaardigheidsgroei tussen twee toetsmomenten verschilt per leerjaar en per leergebied, kunt u op basis van de gemiddelde vaardigheidsgroei geen goede inschatting van het uitstroomperspectief maken. Met het functioneringsniveau corrigeert u de verschillen in vaardigheidsgroei tussen verschillende periodes. Zo kunt u wél een inschatting maken van het ontwikkelingsperspectief!

● Computerprogramma

In schooljaar 2011/2012 komt in het computerprogramma LOVS van Cito de mogelijkheid, om – op basis van de vaardigheidsscores en functioneringsniveaus – een voorspelling te doen van het ontwikkelingsperspectief!

Werken met functioneringsniveau is: focus op groei

De niveau-indeling A tot en met E (of: I tot en met V) is een handige manier, om snel te zien of een leerling beter of slechter scoort ten opzichte van leeftijdsgenoten. Deze niveau-indicatie geeft echter géén informatie over de grootte van een eventuele achterstand of voorsprong.

Door vaardigheidsscores om te zetten naar functioneringsniveaus krijgt u niet alleen méér informatie over het niveau van de leerling, maar brengt u ook de groei beter in beeld. Het gebruik van functioneringsniveaus – zeker in combinatie met het alternatief leerlingrapport – zorgt dus voor focus op groei. Oók voor leerlingen met een achterstand!

Veel succes!