Drie stappen, om zo veel mogelijk informatie uit toetsen te halen en hierop het onderwijsaanbod zo optimaal mogelijk af te stemmen. Over het kijken naar niveau, groei én specifieke categorieën. Met praktijkvoorbeelden.

Bestanden

Klik op de naam van het bestand om het te openen.

Artikel
Uitbreidingen

Inleiding

Uit een toets komt een vaardigheidsscore. Die score zegt iets over het niveau van een leerling: hoe hoger de vaardigheidsscore, hoe hoger het niveau. Maar wat is nu ‘hoog’? En wat kan de leerling? Er zijn meerdere manieren om betekenis te geven aan een toetsscore.
In het artikel in het Praxisbulletin leest u hoe u via drie stappen toetsresultaten kunt interpreteren en benutten.

Een toetsscore, wat nu?

Uit een toets komt een vaardigheidsscore. Deze score kunt u nader analyseren door te kijken naar, niveau, groei en specifieke categorieën. Hoe dit werkt staat beschreven in het artikel. Daarnaast kunt u voor Rekenen-Wiskunde met behulp van de doorgaande lijn uit de inhoudsverantwoording van de toetsen vaststellen welke type opgaven een leerling met een specifieke vaardigheidsscore beheerst.

De doorgaande lijn

In de doorgaande lijn staan opgaven uit de toets geordend van makkelijk naar moeilijk. Dit is dus niet de volgorde uit de toets. Op de verticale as staat de vaardigheidsschaal. Op de horizontale as staan de nummers van de opgaven zoals die in de inhoudsverantwoording zijn geordend. Achter de doorgaande lijn staan de opgaven geordend van makkelijk naar moeilijk, zodat u weet welke opgave bij elk balkje hoort. Hoe hoger het balkje ligt, hoe hoger de vaardigheidsscore van een leerling moet zijn om de opgave goed te maken.

HOE GEBRUIKT U DE DOORGAANDE LIJN?

Klaudia heeft een vaardigheidsscore van 58. In de figuur trekt u in gedachten een lijn ter hoogte van 58. U bekijkt welk balkje volledig onder deze lijn liggen. Balkje 1, 2 en 3 liggen beneden de lijn. Dit betekent dat Klaudia met haar vaardigheidsscore van 58 meer dan 80 procent kans heeft om de opgave goed te maken. Deze opgaven zijn dus op beheersingsniveau van Klaudia.

De balkjes die de lijn doorkruisen liggen op instructieniveau van de leerling. De leerling heeft bij deze opgaven tussen de 50 procent en 80 procent kans om de opgaven goed te maken. Bij Klaudia gaat het hier om opgaven 4 t/m 11.

De balkjes die boven de vaardigheidslijn van Klaudia liggen, zijn erg lastig voor haar. Dit zijn opgaven op frustratieniveau waarbij ze minder dan 50 procent kans heeft om de opgave goed te maken. Een voorbeeld van een (te) moeilijke opgave voor Klaudia is opgave 12 uit bovenstaand voorbeeld.

Eldost heeft een vaardigheidsscore van 75. Dit betekent dat hij opgave 1 t/m 9 uit de doorgaande lijn naar verwachting goed beheerst. U ziet dus dat een leerling met een hogere vaardigheidsscore meer en moeilijkere opgaven goed zal kunnen maken. Opgaven 10 t/m 16 liggen op instructieniveau van Eldost. De overige opgaven liggen voor hem op frustratieniveau.

Voor elke leerling met de doorgaande lijn vaststellen welke opgaven ze beheersen, is niet nodig. U kunt de doorgaande lijn gebruiken om bijvoorbeeld de laagste en de hoogste score uit w groep betekenis te geven. Bij een (groot) verschil in vaardigheidsscore hoort een verschil in niveau van lesstof, maar hoe ziet u dat terug in opgaven. Met de doorgaande lijn krijgt u hier zicht op. Ook voor leerlingen bij wie u twijfelt of het onderwijsaanbod past bij het niveau, gebruikt u de doorgaande lijn om dit te controleren.

Foutenanalyse Spelling

In de toets Spelling komen verschillende categorieën aan de orde. Met een foutenanalyse ziet u in welke van deze categorieën een leerling relatief veel fouten heeft gemaakt. Ook kunt u hiervoor het Computerprogramma LOVS gebruiken. Hiervoor is het nodig dat het programma ‘weet’ welke antwoorden de leerling heeft gegeven. Dit kan door de leerling de toets digitaal te laten maken of door de antwoorden van de leerling in te voeren met de invoermethode ‘fouten antwoorden’. Elke opgave in de toets is opgenomen voor een specifieke categorie. Zo is het woord ‘schaduw’ in de toets opgenomen voor de categorie ‘woorden met -eeuw, -ieuw of -uw’. Wanneer de leerling als antwoord ‘schaduuw’ geeft, dan is dat een categoriefout. Wanneer een leerling als antwoord ‘sgaduw’ geeft dan is dat een andere fout.
In de foutenanalyse wordt onderscheid gemaakt tussen categoriefouten en andere fouten. Wanneer een leerling 50 procent of meer woorden van een specifieke categorie fout heeft geschreven, waarbij de fout een categoriefout is, dan kleurt dit percentage rood. Bij Claudia zien we dat zij in categorie 107, 119, 120 en 121 veel fouten heeft gemaakt. Dit wijst er op dat zij deze categorieën mogelijk onvoldoende beheerst. Onder de rapportage staat aangegeven welke categorieën dit betreft.

Wanneer een leerling 50 procent of meer woorden van een categorie fout heeft geschreven, maar wanneer dit niet (allemaal) categoriefouten zijn, kleurt het percentage oranje. Zo is te zien dat Klaudia bij categorie 24, woorden met –lijk of –ig, 40 procent categoriefouten en 40 procent andere fouten heeft gemaakt. Op basis van deze informatie kunnen we niet zomaar stellen dat ze de categorie onvoldoende beheerst, de fouten zijn immers niet allemaal fouten in de categorie.

Als een leerling meer dan 50 procent van de opgaven uit een categorie fout heeft gemaakt, betekent dit niet automatisch dat remediëren noodzakelijk is.
Ten eerste bevatten de toetsen spelling per categorie slechts een beperkt aantal opgaven. Als een leerling een groot percentage van de opgave fout maakt, geeft dit het signaal dat er mogelijk problemen zijn bij de betreffende categorie. Het is daarom raadzaam om voor een categorie waarbij veel fouten zijn gemaakt een controledictee af te nemen. Hiermee legt u de leerling meerdere woorden van de categorie voor om te controleren of de leerling de categorie daadwerkelijk onvoldoende beheerst. De controledictees vindt u in de hulpboeken Spelling, die u als bijlage in de toetsmappen kunt opnemen. Als de controledictees bevestigen dat de leerling de categorie niet beheerst, kunt u voor deze leerling extra aandacht aan de categorie besteden.

Ten tweede bieden de spellingsmethoden de categorieën in verschillende volgorde aan. Wanneer een categorie in minimaal vier van de zes (en liefst vijf van de zes) van de methoden aan bod is geweest, wordt de categorie in de toets opgenomen. Wanneer een leerling zwak scoort op een specifieke categorie, is het aan te bevelen na te gaan of de betreffende categorie al behandeld is in uw methode. Indien dit niet het geval is, zijn extra acties (nog) niet noodzakelijk. U wacht gewoon totdat het aan bod is geweest in uw methode.