Wil je een musical? Neem dan een rode draad! Dat is vaak de tip van de ervaren schoolregisseur. De rode draad is het thema. En daar bedenk je scènes bij. Inkaderen stimuleert de creativiteit! Maar zo gemakkelijk is dat allemaal niet. Bovendien is mijn ervaring, dat je soms beter eerst scènes kunt bedenken (of verzamelen) en er dan pas later een rode draad aan vast kunt knopen.

Dus is het tijd voor definities, onderzoek, zin en onzin over rode draden en… bewijzen!

De rode draad gedefinieerd

Voor de bewijsvoering is enige definiëring van begrippen nodig. Welnu: de rode draad is een centraal gegeven (of thema), dat een verbinding legt tussen scènes, die op zich zelfstandig zijn.

Een voorbeeld

Op het podium staat een tijdmachine. En door toeval, opzet of wangedrag verdwijnen personen naar andere tijden en plaatsen. De tijdmachine is de rode draad. Want elke keer kom je in een andere tijd/ruimte terecht: toekomst, verleden, eng of komisch, vrolijk of treurig. Omdat het een schoolmusical is, laten we het goed aflopen.

Andere rode draden

• De doorstaptelevisie
In de klas is een nieuwe televisie gekomen, waarop een onbekend knopje zit. Snelle Jelle drukt op het knopje, verdwijnt door de buis en duikt – tot vermaak van het publiek – op in diverse televisieprogramma’s.

• Het reisbureau
Twee dames stappen een reisbureau binnen en willen iets totaal anders dan gebruikelijk. Nog erger: ze zijn overal al geweest en kraken het hele aanbod van het reisbureau genadeloos af.
Maar wat is dat? Een vaag foldertje kondigt de verrassingsreis aan. Vertrek: om 12 uur ’s nachts, op het schoolplein. De dames boeken ogenblikkelijk en komen in een aantal bizarre scènes terecht.

Nog meer rode draden

– Iemand bladert in zijn dagboek en herinnert zich de toestand met de tantes op zijn verjaardag, de keer dat hij zijn moeder wel had willen inruilen, de keer dat op school alles anders was. Elke gebeurtenis uit het dagboek komt fantasievol tot leven.
– De burgemeester heeft nieuwe bewoners nodig en kinderen gaan daarnaar op zoek. De juffen zoeken nieuwe leerlingen en gaan een zoektocht maken in de zomer. De circusbaas zoekt leuke acts. De camping zoekt kampeerders.
– De schoolkat heeft op muizenjacht op alle computermuizen zitten knagen. Daardoor ontvangt de school een heleboel mailtjes, die allemaal melden, dat “ze” morgen op Schiphol zullen aankomen. Twee leerlingen besluiten dan maar naar Schiphol te gaan om iedereen te ontvangen. Het is verrassend wie er allemaal door de deuren van de aankomsthal komen! Hello, Goodbye!

De scène fenomenologisch benaderd

Nu we weten wat een rode draad is, komt direct de vraag op: wat is een scène in dit geval?
Welnu, meestal is een scène een sfeertekening, daarna een probleempje en vervolgens een slot.

Een voorbeeld

– We zien een stel kinderen, helemaal in elkaar gehurkt, op de grond liggen. Als de muziek start, komen ze langzaam overeind. En het publiek begrijpt: hier groeien bloemen uit de grond. Denk ook aan het beroemde liedje Er liggen bolletjes in de grond, ze slapen, ze slapen (van Herman Broekhuizen).
– Als de bloemen staan te wiegen, komt het probleem. Er verschijnt een meneertje, dat de bloemen ziet, kijkt, verheugd is, alles mooi vindt en dan een idee krijgt: bloemen plukken. Maar om dat idee ten uitvoer te brengen, moeten bloemen zich wél laten plukken! En deze bloemen pikken dat niet. Ze buigen opzij, kronkelen en draaien. En het meneertje raakt zwaar gehinderd in zijn plannen.
– Hoe is de afloop? Een mevrouwtje komt op, ziet de bloemen, vindt ze ook mooi, maar gaat ze niet plukken. Samen met het meneertje gaat ze op een bankje zitten. En samen genieten ze van de bloemen in het veld. Iedereen gelukkig. De bloemen sluiten hun knopjes en gaan lekker slapen.

Nog meer scènes

Jawel, ik ben zelfs ooit een kaartenbakje gestart met scènes, geordend in zes rubrieken (Noord, Oost, Zuid, West, Boven en Beneden):
– Noord: de kou, de Laplanders, de Eskimo’s, een spookkasteel (met een spokenschool).
– Oost: de onvermijdelijke woestijn, de oosterse wijze, de onverstaanbare talen, de onverslaanbare held Aramsamsam.
– Zuid: de Afrikaanse wildernis, het tromgeroffel, het safarisfeertje, de net iets te grote insecten. Maar ook: sint en piet in de zomer, de foute hotelkamer, op bezoek bij Faja Sitong.
– West: een supergaaf popnummer (bij toeval ontdekt), een nieuwe filmheld, rare types in een vreemde straat, twee Amerikaanse toeristen in de klas, de beeldententoonstelling die tot leven komt, cowboy Billie.
– Boven: de wolken, de verre planeten, de ruimtereizen, de bergbewoners, Vadertje Tijd, een ontmoeting met Ozewiezewoze.
– Beneden: de diepzee, bij Neptunus, onder water, onder in de bergen, gevangen door Ienemienemutte.

Nog een kaartenbakje, met de zintuigen als inspiratiebron

• Lijstjes
– Luisteren naar muziek in allerlei soorten, geheimzinnige geluiden, vogeltjes, water, eten klaarmaken.
– Horen van klankentaal, jabbertalk, stemmingen en sfeer in een verder onverstaanbaar gesprek.
– Proeven van eten, drinken, iets scherps, iets kouds.
– Ruiken van iets lekkers, iets smerigs, een brand, de zee.
– Kijken met een vergrootglas, een verrekijker, een leesbril, foto’s, beelden.
– Maar ook: lopen in de regen, in de wind, in een museum.
– Alle vormen van praten: het telefoongesprek, het interview, de roddel, het aanbellen, inspringen.
Al deze lijstjes kan ik gebruiken als o ja-lijstjes. Dat wil zeggen: “O ja, dat goede idee is in deze nieuwe context weer bruikbaar.” Of: “O ja, ik kan ook nog bij het thema “Milieu” in de fantasiesfeer onder water terechtkomen.”

• Gebruik van de lijstjes
Ik zie een scène, waarin een reiziger voorovergebogen met een paraplu loopt. Op trommels wordt met nagels regengeluid gemaakt. Een cd met zeegeluid neemt de boel over. Het licht wordt wat groenig. En in één keer staat de reiziger voor Neptuna, de koningin der zee.
Het zal je maar gebeuren. De reiziger wordt welkom geheten in klankentaal en krijgt iets te proeven en te drinken. Maar dan wordt hij herkend: het is een mens! Afschuw van alle zeewezens!
In een enge dans drijven ze de reiziger naar een hoek. Daar stinkt het. Er ligt van alles, wat door mensen in zee is gegooid. Neptuna beveelt de reiziger de boel op te ruimen. Een onmogelijke taak, maar wél terecht. Nadat twee zakken gevuld zijn, zegt de reiziger tegen zijn kwallenbewakers: “Ik breng deze rommel vast even terug naar de eigenaars en dan ga ik straks weer verder…”

Het bewijs en het vervolg

Nu rode draden en scènes zijn gedefinieerd, moet de bewijsvoering volgen: is het gemakkelijker om aan het thema Tijdmachine een stel scènes uit Noord, Oost, Zuid, West, Boven en Beneden te koppelen? Of is andersom de waarheid?

Een voorbeeld

Welnu, op een keer was er een klas. En in die klas kon een groepje kinderen een dansje doen. Een jongen kende een paar goocheltrucs. Het zoontje van de marktkoopman kon heel goed spullen aanprijzen en verkopen. Een paar kinderen hadden met veel succes een scène over een strenge juf gespeeld. En enkele kinderen konden met een voetbal heel veel trucjes uithalen. Meer zat er even niet in.
Toen hebben we – omdat er in onze buurt ook nieuwe huizen gebouwd werden – als rode draad bedacht, dat de kinderen van onze straat bij elkaar zaten en zich afvroegen wie er in de nieuwe huizen zouden komen wonen. Omdat ze bang waren dat er allerlei rare mensen in zouden komen – de voorbeelden werden opgevoerd en uitgebeeld! – besloten ze allemaal in de voorjaarsvakantie ergens te gaan logeren en daar een leuke straatgenoot te zoeken. Einde beginscène.
In de volgende scènes liep iemand met z’n oma over de markt. Samen adviseerden ze de pindaverkoper (die zo goed kon verkopen) om te gaan verhuizen. Die wou wel. Ook een goochelaar werd na een voorstelling overgehaald ergens anders te komen optreden. Een paar voetballers en een dansgroepje werden ook overtuigd. En een paar kinderen uit een heel strenge school, die nooit voorjaarsvakantie hadden, werden bevrijd van hun strenge juf.
Het slot: de hele straat is vol met leuke straatgenoten. En alle kinderen juichen en zingen een slotlied.

Eindconclusies en aanbevelingen

Bewezen zou kunnen zijn, dat het in bovenstaand geval gemakkelijker was om de rode draad bij de scènes te bedenken dan andersom. Maar… om werkelijk te bewijzen of dit zo is, wil een beetje wetenschapper natuurlijk hetzelfde onderzoek laten doen door anderen, elders in het land, waar dan hetzelfde uit zou moeten komen. Of de wetenschapper accepteert de uitkomst van het onderzoek, maar wil tóch nog wel wat aanvullend onderzoek naar een paar vervolgvragen.
U bent nu natuurlijk blij, dat u in het niet-wetenschappelijke onderwijs werkzaam bent. Maar… ga het onderzoek zeker niet uit de weg! Een leuke rode draad trouwens: zo’n wetenschapper, die allemaal rare proefjes gaat doen…