Ieder kind weet dat er wel eens hulpsinterklazen door Nederland lopen. Heeft Sinterklaas zelf om die hulp gevraagd? Is hij er wel zo blij mee? En waarom zou iemand hulpsinterklaas willen zijn?
Deze vragen vormen de basis voor een vrolijk toneelstuk, dat u met uw klas kunt voorbereiden voor het sinterklaasfeest. De grote rollen kunnen het best gespeeld worden door kinderen uit de middenbouw, die al wat speelervaring hebben. Of door leerkrachten. De kleinere rollen zijn geschikt voor kinderen uit de onderbouw.

Lees ook de uitbreiding

Bij dit artikel hoort een online uitbreiding. Klik hier om het artikel te lezen.

Informatie vooraf

Toneelbeeld

Aan de rechterkant van het toneel zien we een klein huiskamertje. Het is de huiskamer van meneer Karel van der Kuil. We zien een kleine tafel, een stoel en een schemerlamp. Op de tafel staat een telefoon. Er hangt een rood gordijn.
Aan de linkerkant van het toneel zien we de voorgevel van een school. Vóór die gevel is het schoolplein. Er staat een dranghek.

Personages

– Sinterklaas.
– De namaaksinterklaas (meneer Van der Kuil).
– Een aantal zwartepieten.
– De hoofdpiet.
– Een aantal kinderen.
– Meester Jan.

Rekwisieten

– Telefoon.
– Krant.
– Dranghek.
– Vlaggetjes.
– Zelfgeknutselde pietenmutsen.
– Rood karton.
– Geel karton.
– Twee dezelfde wandelstokken, waarvan er één goudkleurig is geschilderd.
– Rood gordijn (met een lint vast te knopen als mantel).
– Baard van watten.
– Zwarte schmink.

Het verhaal in scènes

De namaaksinterklaas is een toneelstukje met een eenvoudige verhaallijn en is verdeeld in acht scènes. Hier volgt de beschrijving.

Scène 1

Meneer Van der Kuil zit in zijn huiskamer. Hij zucht en belt.
“Ja, Daan? Met Karel. Heb jij zin om een potje te biljarten vanmiddag? Nee? Geen tijd. Vanwege het sinterklaasfeest. Juist. Jammer. Dag, Daan.”
Hij belt een ander nummer.
“Hallo, Iris? Ja, hier met Karel, je broer! Hoe gaat het met je? Druk? Ja. Maar ik vraag me af…, ik heb Theo, Teun en Ties al zo lang niet meer gezien. Ik mis mijn neefjes. Kunnen we dit weekend niet wat afspreken? Dan kom ik naar jullie toe. En dan gaan we naar de naar de bioscoop of frietjes eten. Wat dacht je ervan?”
Het gezicht van meneer Van der Kuil betrekt, terwijl hij door de telefoon naar het antwoord van zijn zus luistert.
“Druk. Jullie hebben geen tijd. Dat is jammer. Het is al zo lang geleden. Ja. Natuurlijk, ik snap het. Ze moeten knutselen voor Sinterklaas. O ja, voor het bezoek van Sinterklaas op school, juist ja. Misschien over een paar weekjes dan. Dag, lieve zus. Doe je de groetjes aan…”
Zijn zus heeft duidelijk al opgehangen. Terwijl hij de hoorn op de telefoon legt, maakt meneer Van der Kuil zijn zin af: “…de groetjes aan Theo, Teun en Ties.”
Hij zucht, kijkt naar de foto’s en zegt: “Niemand heeft tijd tegenwoordig. Ik verveel me rot. Misschien na het sinterklaasfeest. Volgens mij komt Sinterklaas vandaag hier langs bij de kinderen op school. Even controleren.”
Meneer Van der Kuil pakt een krant van zijn tafel. Hij bladert even en vindt wat hij zoekt.
“Ja, hoor! Dacht ik het niet! Sinterklaas komt op bezoek bij basisschool De Fuut. Misschien ga ik eens kijken. Dat is gezelliger dan in mijn uppie thuiszitten.”

Scène 2

Op het schoolplein staan een aantal kinderen achter het dranghek. Ze zwaaien met vlaggetjes en hebben zelf geknutselde pietenmutsen op hun hoofd. Ze zingen het liedje Zie ginds komt de stoomboot.
Aan de zijkant, apart, staat meneer Van der Kuil. Hij zingt zachtjes mee en beweegt zijn wandelstok op de maat van de muziek, bijna alsof hij een dirigent is. Het is duidelijk dat hij geniet van de gezelligheid en de vrolijke sfeer op het schoolplein.
Sinterklaas komt het schoolplein op, samen met een paar zwartepieten. De kinderen juichen. Sinterklaas wuift naar de kinderen. Hij krijgt heel veel tekeningen van de kinderen. En hij is daar duidelijk erg blij mee. Ook sommige zwartepieten krijgen een tekening.
De sint gebaart dat de kinderen stil moeten zijn. En dan begint hij te praten: “Lieve kinderen, wat is het hier toch een gezellig feest. En wat ben ik blij met alle tekeningen. Vanavond hang ik ze allemaal op in mijn werkpaleis. Dat vind ik zo gezellig staan! Ik heb gehoord van meester Jan dat jullie allemaal erg lief zijn geweest op school. Vanavond mogen jullie dan ook allemaal je schoen zetten! En nu wil ik tot slot nog wel een mooi liedje horen!”
De kinderen zingen nog een sinterklaasliedje, terwijl de sint handjes schudt. Na verloop van tijd draait de sint zich om en loopt langzaam weg.
De kinderen lopen daarna zingend van het toneel af. En meneer Van der Kuil? Die blijft helemaal alleen achter…

Scène 3

Meneer Van der Kuil staat als enige op het schoolplein. Hij neuriet nog wat na en praat een beetje in zichzelf.
“Wat was dat mooi. Wat was dat gezellig. En nu? Nu kan ik alleen nog maar terug naar mijn huis, waar niemand is,“ zegt hij beteuterd.
Meneer Van der Kuil kijkt droevig, terwijl hij nadenkt over naar huis gaan, naar dat lege huis, waar niemand op hem wacht. Hij praat weer in zichzelf.
“Sinterklaas is nooit alleen. Hij heeft altijd zwartepieten bij zich. Hij krijgt van de kinderen prachtige tekeningen. Iedereen houdt van Sinterklaas. Maar wacht eens even… Ik heb een idee!”
Dat laatste zegt hij eigenlijk een beetje te hard. Maar hij is opeens ook zó enthousiast!
Meneer Van der Kuil loopt met grote stappen weg, het podium af…

Scène 4

We horen sinterklaasmuziek. Meneer Van der Kuil loopt zijn huiskamer binnen. Onder zijn arm heeft hij een heleboel rollen gekleurd karton. En hij heeft ook een schaar, een rolletje plakband en andere knutselspullen bij zich. Hij legt alles op zijn tafel. Hij trekt zijn jas uit en begint meteen te knippen en te plakken.
Terwijl hij daarmee bezig is, krijgt hij een idee. Hij trekt het gordijn van de muur en drapeert dat om zijn schouders…

Scène 5

Meester Jan staat op het schoolplein, met een flink aantal kinderen om zich heen. Hij heeft een brief in zijn handen. Hij kijkt bedenkelijk. De kinderen luisteren aandachtig, terwijl meester Jan de brief voorleest.

Beste Kinderen van basisschool De Fuut,

Het was verschrikkelijk gezellig bij jullie.
Ik heb genoten van jullie liedjes en de prachtige tekeningen.
Ik vond het zó ontzettend leuk, dat ik heb besloten om nóg een keer bij jullie op bezoek te komen.
Morgen om 11 uur kom ik weer langs.
Ik hoop dat jullie dan ook weer mooi zullen zingen en mooie tekeningen voor me maken.
Als jullie goed je best doen, dan mogen jullie misschien weer je schoen zetten!

Veel groeten van
Sinterklaas

De kinderen juichen als meester Jan klaar is met het voorlezen van de brief. Maar meester Jan schudt zijn hoofd.
“Dit klopt niet,” zegt hij. “Sinterklaas heeft het veel te druk om twee keer naar dezelfde school te komen. Moet je nagaan…, hij moet bijna alle scholen in Nederland langs! Dat is verschrikkelijk veel werk. Bovendien vindt Sinterklaas het op ELKE school verschrikkelijk gezellig. En op ELKE school krijgt Sinterklaas mooie tekeningen van de kinderen. En op ELKE school krijgt hij mooie liedjes te horen. Nee, hier klopt iets niet, kinderen. Hier is iets raars aan de hand. Maar wat?”

De kinderen en meester Jan denken even na.
“Misschien moeten we de hoofdpiet even bellen,” zegt een van de kinderen.
“Ja! Dat is een goed idee!” De andere kinderen zijn het ermee eens.
“Sinterklaas moet zich vergissen. Misschien is hij een beetje in de war, dat hij nu twee keer naar onze school wil komen. We moeten vragen aan de hoofdpiet of dit wel klopt. Jongens, jullie gaan allemaal nu naar huis een boterham eten. Ik ga naar binnen, de school in. En dan zal ik eens gaan bellen naar het pietenhuis.”
De kinderen geven meester Jan een hand en gaan naar huis voor de lunch.
En meester Jan? Die gaat hoofdschuddend de school in…

Scène 6

Op het schoolplein staan de hoofdpiet en meester Jan samen te praten. Een paar kinderen staan erbij.
“Wat fijn dat u me belde, meester Jan,” zegt de hoofdpiet. “U weet…, Sinterklaas is een dagje ouder aan het worden. Misschien vond hij het echt zó gezellig op deze school, dat hij twee keer wil komen. Toch leek het me verstandig om naar u toe te komen en nu hier te zijn. Want de sint heeft mij namelijk helemaal niet verteld dat hij nóg eens naar basisschool De Fuut wilde. Dus wie weet… Misschien komt ie. En misschien ook niet. We moeten het even afwachten. Misschien is de sint een beetje in de war. Dat kan, als je zo oud bent.”
Meester Jan knikt.
“Kinderen,” zegt hij, “we gaan net als gisteren achter het dranghek staan. We zingen onze liedjes zo mooi als we kunnen. Als dit is wat Sinterklaas wil…, dan doen we dat natuurlijk. Maar…, hoofdpiet, ik ben blij dat u erbij bent. Want het blijft toch een beetje vreemd allemaal.”
De kinderen zetten hun zelf geknutselde zwartepietenmutsen op en gaan met hun vlaggetjes achter het hek staan.

Scène 7

De kinderen beginnen te zingen, als ze in de verte iemand zien aankomen, die op Sinterklaas lijkt. Maar als hij dichterbij komt, is het meteen duidelijk dat het Sinterklaas niet is. Het is meneer Van der Kuil, met een gordijn om zijn schouders! Op zijn hoofd staat een stuntelig geknutselde mijter. Hij heeft zijn wandelstok goudkleurig geverfd. En zijn baard is duidelijk zelf gemaakt van witte watten!
Als hij dicht bij de kinderen is, zegt hij met een heel rare, verdraaide stem: “Hallo, lieve kindertjes! Daar ben ik weer!”
De kinderen zijn verbaasd. Ze laten hun vlaggetjes zakken en doen hun pietenmutsen af. Achter de kinderen staan de hoofdpiet en meester Jan. Ze komen naar voren. De hoofdpiet is boos.
“Zo! En wat is dit voor een poppenkast?” roept hij hard. “Waarom doet u net alsof u Sinterklaas bent?”
Meneer Van der Kuil schrikt en probeert nog even: “Maar piet toch, ik BEN Sinterklaas. Ik krijg nu allemaal mooie tekeningen van de kinderen. Let maar op!”
De hoofdpiet grijpt de mijter, die op het hoofd van meneer Van der Kuil staat.
“Denkt u dat deze kinderen GEK zijn? Denkt u nou werkelijk dat ze niet zien dat u deze mijter zelf in elkaar hebt geflanst? Het is belachelijk! En wat hebt u om uw schouders? En…, en…, die baard!”

Meneer Van der Kuil trekt bedroefd de baard van zijn kin af. Hij kijkt ernaar en lijkt te snappen dat hij er belachelijk uitziet.
“Sorry, ik…, maar ik dacht…, de kinderen zien tóch niet dat ik niet echt Sinterklaas ben. Kijk maar. Ze zongen net nog voor me! Mag ik nog even? Dat is toch niet erg? Misschien vindt Sinterklaas een beetje hulp juist wel leuk! Dan doe ik volgend jaar de helft van alle scholen. En Sinterklaas doet dan zelf de andere helft van de scholen. Dat is toch alleen maar fijn?”
De hoofdpiet schudt weer met zijn hoofd. Meester Jan draait zich om naar de kinderen.
“Kinderen…,” zegt hij, “is dit de échte Sinterklaas?”
De kinderen roepen allemaal tegelijk heel hard: “NEE!”
Meneer Van der Kuil kijkt heel verbaasd.
De hoofdpiet grijpt meneer Van der Kuil bij de arm.
“Het spijt me, meester Jan,” zegt hij, “maar deze meneer moet ik meenemen. Hij moet zélf maar eens gaan uitleggen aan Sinterklaas wat hij hier aan het doen is! Hij denkt dus écht dat kinderen zo gemakkelijk ergens intuinen!”
De hoofdpiet neemt meneer Van der Kuil mee en verdwijnt van het toneel.
Meester Jan bedankt de kinderen en stuurt ze allemaal de school in, naar binnen. Iedereen vertrekt…

Scène 8

In zijn huiskamer staat meneer Van der Kuil met gebogen hoofd naast zijn tafel. In zijn stoel zit Sinterklaas. En naast Sinterklaas staat de hoofdpiet.
De hoofdpiet legt uit wat er is gebeurd.
“Dus, Sinterklaas, deze meneer denkt dat kinderen het verschil niet zien tussen u en een namaaksinterklaas. Daar moest ik natuurlijk een stokje voor steken. Het is schandalig! Ik zeg…, in de zak en mee naar Spanje, Sinterklaas! Dat doen we al jaren niet meer, dat weet ik. Maar dit…, maar dit…, is zó schandalig! Zal ik maar?”
De hoofdpiet pakt een juten zak en loopt naar meneer Van der Kuil.
Sinterklaas steekt zijn hand in de lucht.
“Stop, piet!” roept hij. “Stop, piet! Je draaft door! We nemen niemand mee naar Spanje. Dat weet je ondertussen toch wel? Piet…, Karel van der Kuil is eenzaam. Hij is verdrietig, omdat iedereen gezellig mijn verjaardag viert, terwijl niemand tijd heeft om met hem iets gezelligs te doen.”
Meneer Van der Kuil knikt. Hij snuft wat, alsof hij bijna moet huilen.
“Ja, Sinterklaas. Dat is het,” zegt hij. “Ik weet natuurlijk ook wel dat het niet goed is om net te doen alsof ik u ben. Het spijt me echt.”
Sinterklaas kijkt streng.
“Karel van der Kuil,” zegt hij op besliste toon, “luistert u eens naar mij. Mensen die Sinterklaas spelen, heb ik niet nodig. Ik ben wel oud, maar ik doe het meeste werk echt nog zelf. En ALS ik ooit een hulpsinterklaas nodig heb, dan hou ik dat geheim, meneer Van der Kuil. Bovendien kies ik dan mijn eigen hulpsinterklaas uit, die in Spanje een training heeft gekregen van zes jaar. Snapt u dat? Dan vraag ik niet of iemand een zelf geknutselde mijter wil opzetten en zijn wandelstok wil beschilderen. Snapt u? Bovendien moet een hulpsinterklaas minstens honderd jaar oud zijn. Dus u bent veel te jong.”
Meneer Van der Kuil knikt beschaamd.

“Maarrr…,” zegt Sinterklaas – en hij spreekt dit woord langgerekt en met rollende “r” uit – “ik snap wat u wilde doen, meneer Van der Kuil. Ik begrijp het heel goed. U hebt dit gedaan omdat u zich eenzaam voelde. En alleen. En daarom ga ik u helpen.”
Meneer Van der Kuil kijkt verbaasd op. En Sinterklaas pakt iets uit een juten zak.
“Ziet u wat dit is?” vraagt Sinterklaas.
“Een kalender,” zegt meneer Van der Kuil, nog enigszins beduusd.
“Juist. Een kalender,” zegt Sinterklaas. “En deze kalender krijgen uw neefjes en uw zus in hun schoen op 5 december. Het is de kalender van volgend jaar. En ik heb hier en daar in de kalender stiekem iets opgeschreven. Kijkt u maar.”
Sinterklaas wijst iets aan. En meneer Van der Kuil leest het voor.
“Naar oom Karel,” leest hij.
“Precies! En kijkt u daar eens. Wat staat daar?” vraagt de sint.
“Oom Karel komt eten,” zegt meneer Van der Kuil.
Sinterklaas kijkt tevreden.
“Volgend jaar maakt uw zus en haar gezin wat meer tijd voor u vrij,” zegt hij. “En uw vriend Daan krijgt ook zo’n kalender. Daar heb ik hier en daar ingeschreven dat hij met u een biljartafspraak heeft. Dat is mijn cadeau aan u!”
“Dank u wel, Sinterklaas! Wat een goed idee!” zegt meneer Van der Kuil, dankbaar en verlegen om zo’n fantastische afloop.
“Maar nog één ding, meneer Van der Kuil,” zegt Sinterklaas. “De zwartepieten kunnen momenteel wel wat hulp gebruiken. Klopt dat, hoofdpiet?”
De hoofdpiet knikt.
“Ja, Sinterklaas. Dat kunnen we zeker. Want we hebben veel zieken op het ogenblik. Griep.”
“Er lopen in Nederland wél heel veel hulppieten rond, meneer Van der Kuil,” zegt Sinterklaas. “Dus als u wilt, dan mag u meehelpen!”
Meneer Van der Kuil is duidelijk verschrikkelijk blij. Hij zoent de ring van Sinterklaas en omhelst de hoofdpiet. We horen een vrolijk sinterklaasmuziekje.
De hoofdpiet pakt zwarte schmink uit een juten zak en begint meneer Van der Kuil te schminken. Sinterklaas geeft aanwijzingen.
De muziek wordt langzaam zachter. En ook heel langzaam dooft het licht…