Begonnen kan worden met het liedje Dromen, dromen…, om alvast in de sfeer te komen. Het liedje Als ik niet kan slapen kan uitgangspunt zijn bij een gesprek over dromen. Dromen over wonderlijke reisbestemmingen (zoals Luilekkerland), die vervolgens nader uitgewerkt kunnen worden op het podium.

Bespreking van de onderdelen

Verhaallijn

In je dromen kun je van alles meemaken. Enkele kinderen zitten bij elkaar en vertellen hun meest gekke, enge, spannende droom. Die dromen worden vervolgens (kort) uitgespeeld. Het geheel kan worden afgewisseld met zelfgeschreven droomgedichten.

Liedjes

– Basisliedjes zijn de liedjes Dromen, dromen… (liedje 1) en Als ik niet kan slapen (liedje 2).
– Andere liedjes kunnen zijn: In mijn dromen (zie: Praxisbulletin, 24ste jaargang, nummer 6) en De droomboom (zie: Eigen-wijs, liedbundel voor het basisonderwijs, uitgave SMV).
» Zie: liedje 1.
» Zie: liedje 2.

Scène 1

– Deze scène wordt gespeeld door enkele kinderen. Het aantal kinderen is afhankelijk van het aantal te spelen stukjes. De kinderen zitten in een groepje bij elkaar en vertellen over hun dromen. “Weet je wat ik vannacht gedroomd heb?” vraagt een kind. En dan gaan we het zien! Elk kind leidt zo zijn (of haar) eigen stukje in. De kinderen praten op deze manier de verschillende scènes (droomuitbeeldingen) aan elkaar.
– Gespreksstof: fijne en nare dromen, nachtmerries, dromen in kleur of zwart-wit, dromen die uitkomen (voorspellende dromen), dromen die je je nog lang herinnert, enzovoort.

Volgende scènes

Zo volgen er – afhankelijk van de beschikbare tijd – een aantal uitgespeelde scènes. Dat kunnen korte toneelstukjes zijn. Maar ook de volgende tien podiumkunsten zijn bij dit thema mogelijk én aan te bevelen.

1 Droomgedicht
– Podiumkunst: voordracht van zelfgeschreven droomgedichten.
– Vooraf in de groep: een les creatief schrijven van droomgedichten. Zie hiervoor het kopieerblad Drommelse dromen.
– De voordrachten kunnen ingezet worden als intermezzo tussen twee podiumactiviteiten, wanneer kinderen zich moeten omkleden of bijvoorbeeld attributen en/of decors moeten wisselen. Tijdens het voordragen kan een zacht, passend muziekje klinken.
» Zie: kopieerblad Drommelse dromen.

2 Schimmenspel
– Podiumkunst: een zelfbedacht (kort) droomverhaal, met een beperkt aantal figuren, wordt in de vorm van een schimmenspel uitgebeeld.
– Vooraf in de groep: de figuren worden als silhouet uit dun karton of triplex (figuurzagen) vervaardigd. Met enkele bewegende onderdelen eraan wordt het nóg leuker. (Zie: figuur 1.)
– Het stukje kan ingeleid worden met de vraag: “Droom jij in kleur of in zwart-wit?”
Nota bene. Natuurlijk kunnen ook enkele droomgedichten op deze wijze worden gevisualiseerd. (Zie: podiumkunst 1.)
26-05-18-01
Figuur 1.

3 Poppen(kast)spel
Podiumkunst: een zelfbedachte droom wordt als poppen(kast)spel uitgebeeld.
Tip. In plaats van een paar kinderen in de benauwde ruimte van een poppenkast te laten spelen, kan er beter achter een laken worden gespeeld. Zo’n speelsituatie is veel sneller opgebouwd en afgebroken. De kinderen hebben bovendien meer ruimte en kunnen zich achter het laken beter verstaanbaar maken. Ook achtergronden zijn hierbij mogelijk. (Zie: figuur 2.)
Tip. Eventueel kan gebruik worden gemaakt van een vooraf opgenomen hoorspel, met allerlei geluiden en “stemmetjes”. De kinderen kunnen zich dan vooral op het spel met de poppen concentreren.
26-05-18-02
Figuur 2.

4 Droomdans
Podiumkunst: een droomdans wordt uitgevoerd op sfeervolle (ballet)muziek. Enkele voorbeelden:
– C. Saint-Saëns, De zwaan, uit: Carnaval des animaux.
– R. Schumann, Träumerei, uit: Kinderszenen, opus 15.
– P. I. Tschaikovsky, Dans van de Suikerfee (of: Dans van de Mirletons), uit: Notenkrakerssuite.
– E. Grieg, Anitra’s dans, uit: Peer Gynt.
Tip. Misschien kunnen er enkele lessen dansexpressie aan deze podiumact voorafgaan, zo mogelijk onder leiding van een vakdocent van het Centrum voor Kunstzinnige Vorming.

5 Waarzegger (droomuitlegger)
– Podiumkunst: kort toneelstukje, waarin de toekomst wordt voorspeld aan de hand van dromen.
– Voorbeeldsituatie: een waarzegster op de kermis. In het toneelstukje blijkt de waarzegster een regelrechte bedriegster te zijn. Hoe wordt ze ontmaskerd? En… op welke manier wordt ze zélf gefopt?
– Eventueel kunnen enkele kinderen uit de zaal een droom komen vertellen. Deze kinderen zijn natuurlijk van tevoren “ingepraat”. Door een “professionele” droomuitlegger wordt er aan de hand van de vertelde droom een leuke uitleg gegeven.

6 Tableau vivant
– Podiumkunst: enkele droomscènes worden uitgebeeld in tableaux vivants. Die tableaux worden aan elkaar gepraat aan de hand van het beleefde droomavontuur.
– Vooraf in de groep: een les creatief schrijven van droomverhalen.
– Eventueel worden de tableaux bedacht bij coupletten van het liedje Dromen, dromen… (liedje 1).
» Zie: liedje 1.

7 Smartlap
– Podiumkunst: het maken van “smartlappen” bij het liedje Dromen, dromen… (liedje 1).
– In elk couplet van dit liedje zitten enkele bijzondere droomscènes. Die kunnen tijdens het zingen (door de groep of door een groepje op het podium) worden aangewezen op een (in het groot geschilderde) “smartlap”. “Smartlappen” werden vroeger door straatzangers gebruikt om hun liederen te illustreren.
Nota bene. Ook het liedje De droomboom (uit: Eigen-wijs, SMV) kan natuurlijk op deze manier geïllustreerd worden.
» Zie: liedje 1.

8 Zingen
– Podiumkunst: zingen van het liedje Als ik niet kan slapen (liedje 2). Een van de gespreksonderwerpen kan zijn dat je soms juist niet in slaap kunt komen. Ga je dan “schaapjes tellen” of ga je aan wat leuks liggen denken? Het liedje kan gezongen worden in enkele kleine groepjes of misschien wel in solozang.
– De verschillende coupletten kunnen aanleiding geven tot korte toneelstukjes of andere podiumactiviteiten. (Zie: podiumkunst 1, 2, 3 en 6 over reizen naareen droompaleis, een luchtkasteel of Luilekkerland.)
» Zie: liedje 2.

9 Klankspel
– Podiumkunst: aan de hand van een – met de kinderen in de groep bedacht – droomverhaal wordt een klankpartituur ontwikkeld. Verschillende enge, griezelige en spannende droomgeluiden worden in een grafische notatie opgenomen. Maar ook “gewone” geluiden, zoals langsrijdende auto’s, gillende sirenes, rammelend bestek en voetstappen in een stille straat. Wie is de verteller? De muziekpresentatie wordt goed ingeoefend. Gebruik het Orff-instrumentarium.
– De partituur wordt opgehangen en door middel van aanwijzen wordt de muzieknotatie verklankt.

10 Videopresentatie
– Podiumkunst: het maken en vertonen van een videofilm. Ter afwisseling van de live uitgevoerde podiumacts kan er ook een videofilmpje worden vertoond, dat eerder op locatie is opgenomen. In een dergelijk filmpje kunnen prachtige droomscènes worden opgenomen in mooie, bestaande decors (een oud gebouw, de natuur, enzovoort). Ook plotselinge verdwijningen en verschijningen van figuren en voorwerpen zijn zo uitstekend realiseerbaar.
– Laat een en ander uitvoeren door een klein groepje. Laat vooraf wel een plan (scenario, draaiboek) schrijven, zoals dat ook bij echte films gebeurt.
Tip. Bij sommige scènes in de film is het gebruik van een rookkanon wellicht droomsfeerverhogend.

Afsluiting

De kinderen die de scènes aan elkaar praten (zie: scène 1), kunnen na het slotapplaus de presentatie als volgt afronden: “Ik droomde dat het vrijdagmiddag was en dat we op school een weekbesluit deden. Ik stond op het podium en ik vertelde, dat ik droomde dat het vrijdagmiddag was en dat we op school een weekbesluit deden. En ik droomde dat alle kinderen toen heel stil groepje voor groepje opstonden en heel zachtjes de zaal uitliepen…”

Opdrachtkaart

U opent de opdrachtkaarten door op de link in de lijst hierboven te klikken. U kunt het pdf-bestand vervolgens direct afdrukken of ze eerst opslaan op uw computer.

Liedje 1

Dromen, dromen…

Tekst & muziek: Floor Koedam

1
Ik droomde laatst een droom: ik lag te dromen
en in die droom was ik mijn sleutels kwijt.
Een ruimtewezen had mij meegenomen.
Daar vloog ik op een kamerbreed tapijt.
Toen werd dat droombeeld plotseling weer anders,
want ik liep ergens boven op een dak.
Ik slingerde als aap tussen de bomen,
maar viel toen naar beneden,
m’n bed uit, met een smak!

Refrein
Dromen, dromen, rare, nare dromen,
lange, bange dromen, in kleur en met geluid.
Er kan je écht van alles overkomen.
Gelukkig komen dromen zelden uit.

2
Ik droomde laatst een droom: ik lag te dromen
en in die droom zat ik onder de grond.
Daar zouden al mijn vrienden samenkomen.
Ik draaide met een achtbaan in het rond.
Toen werd dat droombeeld plotseling weer anders,
want ik reed op mijn fiets, maar wel acht’ruit.
Zo kon ik nooit op tijd op school aankomen,
maar gillend schrok ik wakker,
m’n moeder riep: “Eruit!”

Refrein

3
Ik droomde laatst een droom: ik lag te dromen,
ik droomde van een wonderlijke reis.
‘k Vloog hoog over rivieren, bergen, bomen
en landde in een tropisch paradijs.
Toen werd dat droombeeld plotseling weer anders,
want ik zat in de trein naar Noord-Scharwou.
Daar wist ik aan een sneeuwman te ontkomen,
maar werd met blote benen
klaarwakker van de kou!

Refrein

Liedje 2

Als ik niet kan slapen

Tekst & muziek: Floor Koedam

1
Ik kan – als ik in bed lig – soms niet slapen,
dan fantaseer ik fijn een avontuur.
Da’s leuker dan dat tellen van die schapen,
want dat is stomvervelend op den duur.

Dan ga ik gauw naar m’n droompaleis.
Het liefste neem ik een enk’le reis.
Dan ga ik gauw naar m’n droompaleis.
Oewaah, ik gaap, gaap en slaap…

2
Ik kan – als ik in bed lig – soms niet slapen,
verzin ik gauw een knettergek verhaal.
Da’s maffer dan dat tellen van die schapen,
want dat is zo voorspelbaar allemaal.

Dan vlieg ik vlug naar m’n luchtkasteel.
Voor mijn part reis ik per bezemsteel.
Dan vlieg ik vlug naar m’n luchtkasteel.
Oewaah, ik gaap, gaap en slaap…

3
Ik kan – als ik in bed lig – soms niet slapen,
bedenk ik zó een wonderlijke reis.
Da’s toffer dan dat tellen van die schapen,
want daarvan raak ik toch maar van de wijs.

Dan reis ik rap naar Luilekkerland.
Een tas voor snoepgoed in ied’re hand.
Dan reis ik rap naar Luilekkerland.
Oewaah, ik gaap, gaap en slaap….

4
Ik kan – als ik in bed lig – soms niet slapen,
dan denk ik soms ook wel eens aan mijn school.
Nou ja, dan tel ik liever toch maar schapen…
Eén…, twee…, drie…, vier…
Oewaah, ik gaap, gaap en slaap!