Lang voordat we woorden gingen gebruiken, verliep communicatie via ons lichaam. Als baby lachten we vol overgave. Ons lichaam deed in z’n geheel mee. Huilen was totaal en ongecontroleerd.

Tegenwoordig leven we in een cultuur en een maatschappij, die vooral is gebaseerd op communicatie via woorden. Toch is het voornamelijk de lichaamstaal, die voor kinderen spreekt. Meestal zegt één blik op een kind en zijn/haar lichaamstaal en houding al genoeg over hoe het zich voelt. De manier waarop het kind zijn/haar ouder vasthoudt, hoe het staat, hoe zijn/haar ogen naar beneden of omhoog zijn gericht… Lichaamstaal spreekt boekdelen.

De workshop in dit artikel is bedoeld om de uit balans geraakte factoren lichaam en denken (weer) met elkaar te verbinden. Want met name vanaf groep 5 zijn kinderen vooral in het hoofd aanwezig en veel minder in het lijf…

Lees ook de uitbreiding

Bij dit artikel hoort een online uitbreiding.

Hoofd en lijf

BALANS
In het basisonderwijs wordt er in de meeste onderbouwgroepen voldoende aandacht besteed aan de (non-verbale) relatie tussen het lichaam en het hoofd. De motoriek wordt geoefend en er worden zowel sociale als expressieve activiteiten fysiek uitgevoerd.
Toch wordt op de meeste scholen, naarmate de kinderen ouder worden, steeds meer aangeleerd om vooral met het hoofd te werken en het lijf met rust te laten: stilzitten en luisteren.
De workshop in dit artikel is dan ook juist ontworpen voor kinderen van groep 5-8. Zoals ik het ervaar (als leerkracht én als danseres), komt het ware leren tot stand, als de factoren hoofd en lijf (denken en lichaam) in balans zijn.

ACHTERGRONDINFORMATIE
Een theoretische verdieping over beweging als leraar, het belang van fysiek leren voor kinderen en bewegen van binnenuit (authentiek bewegen; authentic movement) is opgenomen op praxisbulletin.nl. Ook vindt u daar uitleg over de workshop in dit artikel. Het is aan te bevelen die achtergrondinformatie te lezen, voordat u de activiteiten van de workshop met uw groep gaat uitvoeren.
Ik wens u en uw klas veel bewegingsplezier op deze ontdekkingsreis, die ik fysiek leren noem!

Workshop fysiek leren

VOORAF
Ik ga u een workshop aanbieden, die bestaat uit 2 uitgewerkte activiteiten. Deze activiteiten sluiten op elkaar aan en volgen elkaar op. De activiteiten zijn bedoeld voor maximaal 16 kinderen. Het is dus van belang, dat u als leerkracht deze activiteiten (bijvoorbeeld tijdens een gymles) zó inplant, dat de andere kinderen uit uw klas iets anders (bijvoorbeeld computerles) kunnen doen.

ACTIVITEIT 1 VINGER TEGEN VINGER
– Benodigdheden: gymzaal (of andere, grote ruimte zonder obstakels).
– Duur: 30-45 minuten.
– Aantal kinderen: maximaal 16.

Informatie voor de leerkracht

LEIDEN EN VOLGEN
Uw klas gaat een activiteit in tweetallen uitvoeren. Het thema is: elkaar aanvoelen. Alleen de vingertopjes van de koppels raken elkaar. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de techniek leiden en volgen.
De oefening kan met de ogen open of met de ogen dicht worden uitgevoerd. (Let wel: alleen de volger sluit tijdens deze activiteit de ogen!) Ik stel voor om de activiteit te beginnen met de ogen open. Zo raken de kinderen vertrouwd met de activiteit, de ruimte om hen heen en hun partner.

UITLEG
U legt de activiteit uit, terwijl de kinderen rustig aan de kant van de zaal op de grond zitten:
Koppels en rollen
Leg uit, dat de activiteit in koppels zal worden uitgevoerd en dat de kinderen met verschillende rollen (leider en volger) zullen experimenteren.
Gedeelde verantwoordelijkheid
De leider draagt een verantwoordelijkheid tijdens deze activiteit. Als de activiteit namelijk met de ogen dicht wordt uitgevoerd, dan moet de leider goed opletten waar zijn* maatje loopt en goed in de gaten houden of hij* nergens tegenaan botst.
Tóch ligt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid altijd bij beide kinderen: bij leider én bij volger. U zou kunnen zeggen: “Ook al is er een leider, die je door de ruimte leidt en heb je als volger je ogen dicht, als je voelt dat het te snel voor je gaat of je bent gewoon bang dat er iets gebeurt, dan mag je altijd je ogen even opendoen en vragen of het wat langzamer mag. Ook mag je af en toe “flitsen”, als je écht even wilt zien waar je bent!”
Flitsen
Flitsen houdt in, dat je af en toe heel snel je ogen opent en weer sluit, alsof je met je ogen knippert. Dit geeft kinderen de mogelijkheid om zélf snel te checken waar ze zijn en wat er om hen heen gebeurt. Hierdoor wordt de veiligheid verhoogd. Dit flitsen mogen de kinderen zo vaak doen als ze willen. Elk kind zal het werken met de ogen dicht anders ervaren. Vandaar dat de kinderen telkens mogen flitsen, als ze een gevoel van onveiligheid krijgen. Dit geeft de kinderen de kans om te zien/ervaren, dat alles in orde is, waarna ze weer vol vertrouwen verder kunnen lopen.
Fysiek teken afspreken
Als de oefening met de ogen dicht wordt uitgevoerd, dan is het belangrijk, om van tevoren met de klas een fysiek teken af te spreken, dat betekent: stilstaan! U spreekt bijvoorbeeld af, dat de leider zijn wijsvinger even intrekt en beide handen op de schouders van de volger legt. Zo weet de volger, dat hij even moet blijven stilstaan, omdat er bijvoorbeeld een ander koppel in de buurt is, dat wil passeren.
Oefenen in stilte
U moet het werken met dit fysieke teken met de klas oefenen, voordat de activiteit met de ogen dicht wordt uitgevoerd. Dit kan, door de kinderen in koppels (met hun wijsvingers als contact) naar voren en naar achteren te laten bewegen. De volger sluit hierbij de ogen. Als de leider het fysieke teken: stilstaan! geeft, dan stopt de volger en staat even stil. Laat de kinderen hier een paar keer mee experimenteren. En vergeet vooral ook niet om ze van
rol te laten wisselen! Het oefenen gebeurt vanzelfsprekend in stilte. Het fysieke contact met de vingers/handen is het enige communicatiemiddel tijdens deze activiteit!
Energieke activiteit vooraf
Als u een drukke klas hebt, kunt u ervoor kiezen, om vóór de oefening een energieke activiteit op muziek te doen. Bijvoorbeeld: rennen. Door ze te laten rennen, geeft u de kinderen de gelegenheid om even goed op te warmen en aanwezig te zijn in het hier en nu.
Na een energieke activiteit (bijvoorbeeld om stoom af te blazen na een lange reken- of taalles) zijn kinderen meestal weer in het moment en zodanig geconcentreerd, dat ze weer kunnen luisteren.

M/V
* Lees in dit artikel steeds zijn/haar waar zijn staat vermeld en hij/zij waar hij staat vermeld.

Uitvoering

AFSTAND HOUDEN
De kinderen kiezen een maatje en besluiten samen wie het eerst gaat leiden en wie gaat volgen. Hierna kiezen ze samen een startplek in de ruimte.
Pas op! Koppels moeten voldoende afstand van elkaar houden. Ze moeten dus niet op voorhand al te dicht bij andere koppels beginnen!

Met de ogen open

– De leider biedt zijn wijsvinger aan het maatje aan. De volger volgt het voorbeeld van de leider en raakt de leider aan. Er is nu contact, op basis van puur en alleen de vingertoppen, die elkaar raken!
Pas op! De wijsvingers mogen niet bij elkaar inhaken. Het is alleen aanraken!
– De leider begint nu rustig door de zaal te lopen, terwijl het maatje hem volgt en probeert om het fysieke contact tussen de wijsvingers in stand te houden.
– De leiders kunnen naar voren, naar achteren, naar links en naar rechts gaan, terwijl de volgers zonder te praten hun richting zo goed mogelijk proberen te voelen en te volgen.
– De leiders moeten de ruimte om hen heen goed in de gaten houden, zodat niemand ergens tegenaan botst. “Leiders, kijk goed over je schouder of er genoeg ruimte voor jou en je maatje is. Kom je tóch te dicht bij een ander tweetal in de buurt, blijf dan gewoon even stilstaan. Let op dat jouw wijsvinger en de vinger van je maatje elkaar blijven raken. En laat het andere tweetal passeren, voordat je verder gaat!”

Aan de slag!

Daarna kunnen de kinderen aan de slag:
– Laat elk koppel gedurende 5 minuten experimenteren met de ogen open.
– Na 5 minuten wisselen de rollen om: de leider wordt volger en de volger wordt leider.
– Verloopt dit goed? Laat de kinderen dan ook experimenteren met de ogen dicht.
– Spreek wel vooraf met de kinderen een fysiek teken: stilstaan! af en laat ze hier in tweetallen eerst even mee oefenen.
Pas op! De kinderen mogen niet rennen! De volger heeft zijn ogen gesloten. En dat is al spannend genoeg!

VARIATIE MET HET BEWEGINGSPATROON EN DE VERSCHILLENDE LAGEN IN DE RUIMTE
Afwisseling tussen hoog en laag
De kinderen hoeven niet alleen in de “middelste laag” te bewegen. Je kunt ook naar beneden of juist omhoog bewegen. Voorbeelden:
– Gaat de leider bijvoorbeeld naar beneden, dan kan het zijn, dat het maatje (de volger) in een kruiphouding wordt gedwongen of zelfs uitgestrekt op de grond komt te liggen!
– Ook kan de leider naar boven bewegen. Hij kan bijvoorbeeld op de tenen gaan staan en zo zijn volger in het rond laten draaien of op zijn tenen door de ruimte laten bewegen.
De afwisseling tussen hoog en laag is erg interessant om mee te experimenteren!
Aanwijzingen
“Je kunt je maatje zelfs, met alleen die twee vingers, die elkaar aanraken, laten rollen over de grond. Maar probeer altijd jullie twee vingers met elkaar in contact te laten blijven. Raak je elkaar even kwijt, dan is dat ook geen probleem. Dan stoppen jullie even, totdat jullie vingers elkaar weer gevonden hebben. Om zoveel mogelijk met elkaar in contact te kunnen blijven, is het belangrijk om te onthouden, dat je als leider niet te snel beweegt, zodat je maatje je écht goed kan voelen en volgen. Het gaat erom, dat jullie samen leren te bewegen en elkaar aanvoelen!”
Vrij experimenteren
Gaat dit allemaal goed? Dan kunt u de kinderen vrij laten om te experimenteren met verschillende bewegingen, zoals draaien, springen en rollen. Als de vingers van de kinderen maar met elkaar in aanraking blijven!
Demonstratie vooraf
Het is belangrijk, dat u bovenstaande uitleg demonstreert met iemand uit de klas, voordat u de activiteit door alle koppels laat uitvoeren. U kunt uiteraard ook twee kinderen uitkiezen, die de demonstratie uitvoeren.

DOELEN
Het doel is om gefocust samen te werken, fysiek de verschillende rollen van leiden en volgen te ontdekken, elkaar aan te voelen en te vertrouwen in beweging.
Afstemming
Het is fantastisch om samen te bewegen en te vergeten wie er leidt en wie er volgt. Het gaat er namelijk om in het moment te zijn en afstemming op elkaar te vinden.
Vertrouwen
Het vergt natuurlijk heel wat oefening, om met alleen het topje van je vingers in contact te blijven en samen te bewegen. Het is een kunst, om elkaar aan te voelen en te vertrouwen. Vooral met je ogen dicht! Dit vertrouwen in jezelf én in de ander is een belangrijke kwaliteit, als basis voor een goede leerhouding. Een kind, dat leert te vertrouwen, zit lekkerder in zijn vel.
Verantwoordelijkheid
Tijdens de activiteit leren kinderen ook om verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf. Als ze zich bijvoorbeeld tijdens een situatie niet veilig voelen, dan moeten ze dit durven aan te geven en beseffen dat ze veiligheid zélf kunnen creëren (bijvoorbeeld door met hun ogen te flitsen).
Het leren nemen van verantwoordelijkheid is een kwaliteit, die kinderen nodig hebben om een zelfstandig individu te worden.

Activiteit 2 van binnenuit bewegen (authentic movement)

– Benodigdheden: gymzaal (of andere, grote ruimte zonder obstakels).
– Duur: 30 minuten.
– Aantal kinderen: maximaal 10-12.

Informatie voor de leerkracht

LEERPROCESSEN
Tijdens de voorgaande activiteit zijn de kinderen al bezig geweest met: het samenwerken in beweging, elkaar vertrouwen, verantwoordelijkheid nemen en dragen, een veilige omgeving creëren voor elkaar en samen experimenteren met een bewegingsvocabulaire.
Dit zijn belangrijke leerprocessen, die vooraf kunnen gaan aan de volgende activiteit. Het is weer van belang, dat er tijdens deze activiteit een rustige en geconcentreerde sfeer heerst, waarin kinderen zich veilig kunnen voelen.

Beschermen en bewegen

Er wordt in tweetallen gewerkt. De kinderen hebben al kennisgemaakt met het werken met de ogen dicht. Dit is dan ook een voorwaarde voor de volgende oefening.
Tijdens het van binnenuit bewegen (authentic movement; authentiek bewegen) wordt er gewerkt met een beschermer en een beweger. De beweger sluit de ogen en beweegt. De beschermer is altijd op één of twee meter afstand van de beweger en volgt hem tijdens het proces. De beschermer kan vanaf deze afstand altijd ingrijpen. Hij kan tussen de beweger en een mogelijk “obstakel” gaan staan. Dit gebeurt allemaal heel voorzichtig en zachtjes, zodat de beweger niet hoeft te schrikken, als hij de handen van de beschermer voelt!

UITLEG
Waarborg
De beschermer speelt een belangrijke rol tijdens deze oefening. Hij waarborgt namelijk de veiligheid van de beweger!
Demonstraties
Het is belangrijk, dat u de oefening weer door twee kinderen in de ruimte laat demonstreren. En u kunt ook weer hetzelfde fysieke teken: stilstaan! gebruiken, om de beweger even stil te laten staan, als hij bijna tegen iets aan botst.
Laat twee kinderen demonstreren, dat de beweger (met de ogen dicht) richting de muur loopt en dat de beschermer zachtjes tussen de beweger en de muur gaat staan en zijn handen op de schouders van de beweger legt. De beweger weet dan dat er iets is, blijft stilstaan en kan zijn armen uitstrekken, om te voelen of er een voorwerp of een persoon in de buurt is. Hierna kan de beweger dan zelf van richting veranderen. Hij hoeft de ogen hier niet voor te openen! Het mág overigens wel! Er mag tijdens het van binnenuit bewegen weer geflitst worden!
Veiligheid
Het is belangrijk, dat u als leerkracht de veiligheid van alle kinderen in de gaten houdt! Zodra u merkt, dat er een beschermer niet gefocust is op zijn beweger, grijpt u in. Zorg ervoor, dat u op een plek zit (of staat), vanwaar u de hele situatie makkelijk kunt overzien en in de gaten kunt houden. Vandaar dat deze activiteit ook maar met maximaal 10-12 kinderen gedaan mag worden.

Uitvoering startmoment

U legt uit, dat de kinderen weer een activiteit in koppels gaan doen. “Kies iemand uit, waar je je prettig en veilig bij voelt!” Soms is er een kind, dat overblijft: het buitenbeentje, dat nooit gekozen wordt. In zo’n geval kunt u zélf als leerkracht met dat kind meedoen.
Er is steeds één beweger en één beschermer. Leg de taken van beide rollen aan de kinderen uit. Die taken worden hierna uitgebreid beschreven.

DE TAAK VAN DE BEWEGER
De beweger zoekt een plekje in de ruimte, waar hij wil beginnen en gaat daar zitten, liggen of staan. Aandachtspunten voor de beweger:
1 Je sluit de ogen en wacht op wat je lichaam jou gaat vertellen. Alles wat er in je opkomt en wat je voelt dat je lijf wil doen, is goed. Wil je bijvoorbeeld alleen maar rustig liggen en wachten, totdat je iets voelt in je armen of benen, vingers of voeten, dan doe je dat! Maar als je voelt dat je lichaam heel druk is en je meteen wilt gaan springen, dan mag dat ook! Alles is goed! Wacht gewoon op wat je lichaam jou vertelt en volg dat. Net als in de voorgaande oefeningen heb je hier je ogen dicht. Zo kun je beter voelen wat er van binnen bij jou gebeurt. En je wordt zo niet afgeleid door wat je buiten allemaal om je heen ziet.
Als er niets komt, dan blijf je gewoon stil liggen, zitten of staan. En je wacht…
2 Je kunt ook de oefening met de lichtstralen doen: laat die lichtstralen in je buik, armen, benen, handen en voeten stralen en kijk dan of je lijf zo wél in beweging komt!
3 Vergeet niet dat er ook andere kinderen in de ruimte zijn, die óók hun ogen dicht hebben. Dus hoeveel zin je ook mocht hebben om door de ruimte te gaan rennen, denk aan de andere kinderen! Je zou kunnen struikelen en jezelf of iemand anders pijn kunnen doen!
4 Heb je echt heel veel energie? Verzin dan wat anders. Je kunt bijvoorbeeld op je plek zo hoog en zo snel mogelijk gaan springen of in het rond draaien.
5 Mocht je in je bewegingstocht tóch iemand tegenkomen en aanraken, voel dan zachtjes wat er gebeurt. Fysiek contact mag! Maar je moet wél voorzichtig zijn met elkaar!
6 Onthoud ook goed, dat je beschermer altijd in je buurt is en voor je veiligheid zorgt, mocht je richting de muur gaan of bijna tegen iemand anders aan botsen. Als je het fysieke teken: stilstaan! (bijvoorbeeld: twee handen op je schouders) voelt, dan sta je stil en kies je een andere richting. Je mag ook flitsen, als je daar behoefte aan hebt.
7 Als beweger mag je zo goed als alles. (Behalve rennen dus. Dat mag niet!) Maar verder mag je kruipend, liggend, rollend, draaiend, springend in alle richtingen en lagen bewegen.
8 En tot slot: ook al is er een beschermer, je bent verantwoordelijk voor jezelf! Probeer dus altijd goed te voelen of het veilig is wat je doet. Met je ogen dicht voelt alles namelijk heel anders dan met je ogen open!

DE TAAK VAN DE BESCHERMER
Aandachtspunten voor de beschermer:
1 Ingrijpen doe je heel voorzichtig en zachtjes, zodat de beweger niet schrikt, als hij jouw handen voelt!
2 Je hebt een belangrijke rol: je houdt de beweger in de gaten en zorgt ervoor, dat die de ruimte heeft om te bewegen.
3 Je moet ook goed kijken naar de beweger. Beweegt hij vooral snel of juist langzaam? Beweegt hij laag (rollend of kruipend) of juist hoog (omhoog reikend, op beide voeten)? Maakt de beweger grote bewegingen of juist heel kleine bewegingen (bijvoorbeeld met alleen maar de vingers)?
4 Als de beweger klaar is met bewegen, dan kunnen jullie hier samen over praten. Maar: let op! Het belangrijkste doel voor jou moet zijn: beschermen! Blijf dus goed in de buurt van je beweger en grijp in, als je voelt dat het nodig is!

AANDACHTSPUNTEN VOOR U ALS LEERKRACHT
Tot slot zijn er nog een paar dingen van belang, die ik even voor u op een rijtje zet:
1 Als leerkracht schat u zelf het best in of u begint met 5 minuten of met 10 minuten bewegingsvrijheid. Als er 5 minuten om zijn en de kinderen zijn nog prima geconcentreerd, dan kunt u er altijd nog 3 of 5 minuutjes aan toevoegen.
2 Geef de kinderen altijd nog 1 minuutje afrondingstijd, voordat u het echte stopsein geeft. (Spreek dit sein van tevoren met de kinderen af.) Zeg hardop, dat de kinderen nog eventjes hebben om een einde te vinden voor hun bewegingen.
3 Na het stopsein krijgen de beweger en de beschermer een paar minuutjes de tijd om hun ervaringen te delen. De beweger mag altijd eerst vertellen wat hij heeft ervaren, gedaan en gevoeld. Als die klaar is met zijn verhaal, dan mag de beschermer vertellen wat hij gezien heeft en hoe dit voor hem voelde. De kinderen mogen ook fysiek aan elkaar laten zien wat ze het fijnst vonden om te doen.
4 Na dit korte gesprekje wisselen de rollen.
5 Als afsluiting volgt er nog een kort gesprek in de kring met de hele klas. Bespreek met de kinderen wat hun ervaringen waren als beweger én als beschermer.
Veel bewegingsplezier bij de workshops!

Literatuur
– Mary Starks Whitehouse, Creative expression in physical movement is language without words (essay), opgenomen in: Authentic Movement (red. Patrizia Pallaro), 1999.
– Hannah Fox, Memories in Motion (interview met Nina Wise), 2007. (Zie: contactquarterly.com/cq/webtext/ninawise.html voor het volledige interview.)

Websites
– authenticmovement-usa.com
– danstherapie.nu
– thinkbody.co.uk