Een van de redenen waarom het leesonderwijs zo veel aandacht krijgt, is dat de huidige staatssecretaris het als een van haar speerpunten heeft gekozen. Als je dat voor het eerst leest, denk je: gaat het dan zĆ³ slecht met het leesonderwijs?
Volgens het blad Regelingen Onderwijs (van januari 2008) hoort Nederland met betrekking tot de leesprestaties in Europa tot de subtop. (Zeg maar: net zoals SC Heerenveen. En die kunnen toch ook aardig voetballen!)
In dagblad Trouw (van 9 februari 2008) ging het over het Cito-onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat die kwaliteit de afgelopen twintig jaar onveranderd te laag is geweest. De meetlat voor die beoordeling waren eisen van deskundigen. Dat is op zichzelf al een discutabel en subjectief criterium.
Als school kun je het beleidsvoornemen van de staatssecretaris aanhoren, de schouders ophalen en overgaan tot de orde van de dag. Er zijn gelukkig veel scholen, die een eigen beleidsverantwoordelijkheid volgen en niet met de grillen van Den Haag meegaan, maar zichzelf als een ontwikkelende en lerende organisatie zien. Want het optimaliseren van de leesprestaties bij kinderen kun je ook vanuit de eigen verantwoordelijkheid kiezen als schoolontwikkelingsonderwerp. Het kan misschien inderdaad beter.
Bestanden
Klik op de naam van het bestand om het te openen.
Uitbreidingen
Opzet
Twee artikelen
In de vorm van twee artikelen zal ik u mogelijkheden bieden om uw eigen leesonderwijs te beoordelen en te bekijken of u dat verder kunt optimaliseren. Het houdt een keer op natuurlijk. Je kunt immers niet de hele dag met lezen bezig zijn. En bovendien: de staatssecretaris wikt, maar het kind beschikt. Met dat laatste wil ik aangeven, dat de mogelijkheden van jonge kinderen om trainingsmatig bezig te zijn beperkt zijn.
Opbouw
Voor de opbouw van de twee artikelen hanteer ik de opbouw in het volgende tijdpad:
ā Artikel 1: het tijdpad vanaf de zomervakantie tot aan de herfstsignalering.
ā Artikel 2: het tijdpad vanaf de herfstsignalering tot aan het eind van het schooljaar.
Nota bene. Het tweede artikel in de serie zal opgenomen worden in Praxisbulletin, 26ste jaargang, nummer 2 (oktober 2008). In beide artikelen zal ik me beperken tot technisch lezen.
Doelen en invalshoeken
Basis leesvaardigheid
Voor het schoolsucces is het belangrijk dat kinderen een goede leesvaardigheid bezitten. In groep 3 wordt hiervoor de basis gelegd. Het is daarom belangrijk om te bekijken hoe de ontwikkeling van de leesprestaties zo optimaal mogelijk kan zijn. Het lezen in groep 3 volgt op wat er in groep 1/2 gebeurt en wordt vervolgd in groep 4. Het is daarom belangrijk om een leesverbeteringsproject te laten lopen van groep 1-4.
Optimaliseren en begeleiden
Voor het optimaliseren van de leesontwikkeling zijn de volgende twee invalshoeken van belang:
ā Het optimaliseren van het leesonderwijs. Dat wil zeggen: zorgen dat er ook Ć©cht veel gelezen wordt.
ā Een vinger-aan-de-polsbegeleiding bij (met name) kinderen met zwakke prestaties op het gebied van aanvankelijk lezen.
Projectopbouw
Vier fasen
Het leesverbeteringsproject kent vier fasen:
ā Fase 1: vanaf het begin van het schooljaar tot aan de herfstsignalering (de fase van het woord- en letterbeeldgeheugen).
ā Fase 2: vanaf de herfstsignalering tot aan de kerstsignalering (de integratiefase tot AVI 1/M3).
ā Fase 3: vanaf de kerstsignalering tot Pasen (de verdere integratiefase).
ā Fase 4: vanaf Pasen tot het eind van het schooljaar (de eindintegratiefase tot minimaal AVI 2/E3).
Drie afdelingen
Het project kent daarnaast drie afdelingen. Bij de afdelingen gaat het erom wat u kunt doen in groep 1/2, in groep 3 en in groep 4.
Per fase zal ik per afdeling aangeven wat u kunt doen. Daarbij ga ik ervan uit dat de IBāer het project aanstuurt.
Fase 1: Vanaf het begin van het schooljaar tot aan de herfstsignalering
Groep 1/2
Hoofdinvalshoeken
In groep 1/2 gaat het om de vraag wat u kunt doen om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op het leren lezen in groep 3, terwijl het daarbij tĆ³ch kleuteronderwijs blijft. Ten tweede dient u antwoord te geven op de vraag hoe u moet omgaan met kinderen die al toe zijn aan het leren lezen. Naast deze hoofdinvalshoeken spelen nog veel andere zaken een rol, die ik zal aangeven in het vervolg van dit artikel.
Schoolontwikkelingsinhouden
Lijnenboek
ā¢ Leerlijnen
Voor groep 1/2 is het belangrijk dat er gewerkt wordt volgens de leerlijnen van ontluikende en beginnende geletterdheid. Die leerlijnen ā die door de inspectie een beredeneerd aanbod worden genoemd ā komen in een lijnenboek.
Nota bene. Zie in dit verband het artikel Leerlijnen in groep 1, 2 en 3. Aflevering 1: een lijnenboek, dat is opgenomen in Praxisbulletin, 22ste jaargang, nummer 1 (september 2004) .
De school kan met de voorbeeldlijnen werken uit het boekje Tussendoelen beginnende geletterdheid van het Expertisecentrum Nijmegen of met het kant-en-klare lijnenboek van Pravoo (Lekkerkerk). Hiermee kan men de eigen schoollijnen ontwikkelen.
ā¢ Bezinning
Er zijn scholen, die zeggen dat ze werken met de peilpunten van GOVK (of van een ander pakket) of dat ze al Schatkist hebben. In al die gevallen is het belangrijk om u tĆ³ch weer even op de lijnen te bezinnen en te bekijken of alles wat u belangrijk vindt wel in uw schoollijnen zit. In groep 3 bezint men zich ook eenmaal in de tien jaar op de inhoud van het leesonderwijs. Dat mag in groep 1/2 dus ook wel. Een belangrijk onderwerp is hierbij onder andere de visie op de auditieve waarneming.
Nota bene. Zie in dit verband het artikel Auditieve waarneming in groep 1-2: zin en onzin, dat is opgenomen in Praxisbulletin, 24ste jaargang, nummer 7 (maart 2007).
Werken met het lijnenboek
Als u een lijnenboek hebt, dan is het belangrijk om daar gedifferentieerd mee te werken. Ik heb tijdens klassenbezoeken te veel klassikale letterlesjes gezien, waarbij het steeds ging om: āNu pakken we allemaal…ā Enzovoort.
Een school anno 2008 probeert te differentiƫren in drie groepen:
ā Kinderen, die ontwikkelend onderwijs krijgen (volgens de lijnen).
ā Kinderen, die sturend onderwijs krijgen (verlengde instructie en verlengde begeleiding).
ā Kinderen, die ontdekkend onderwijs krijgen. (Deze kinderen hebben geen lijnen nodig en leren zichzelf lezen.) Deze laatste groep wordt benaderd volgens de aanpak van het ontdekkend leren lezen.
Functie en rol van het leerlingvolgsysteem
ā Bekijk hoe uw leerlingvolgsysteem de ontwikkeling van de kinderen volgt ten aanzien van de taalontwikkeling, de visuele en de auditieve waarneming.
ā Ontwikkel ook een overgangsprotocol van groep 2 naar groep 3. (Wat zijn de criteria? Wie bepaalt die? Hoe bepalen we die? Enzovoort.)
ā Vul voor de kinderen aan het eind van groep 2 een signaleringslijst in, waarmee u aangeeft of een kind dat groep 3 binnenkomt een verhoogde kans heeft op leesproblemen.
Nota bene. Zie in dit verband de Signaleringslijst risicofactoren lezen (overgang groep 2/groep 3) in de internetuitbreiding bij dit artikel.. Deze lijst is afkomstig uit het Dyslexieprotocol (Pravoo, Lekkerkerk). U kunt hem eenvoudig downloaden voor eigen gebruik.
Groep 3
Optimaliseringsactiviteiten
In groep 3 gaat het in deze eerste, korte periode om de zaken, die ik hierna zal beschrijven.
Bied meteen ontdekkend onderwijs
Bekijk welke kinderen al met een bepaalde leesvaardigheid groep 3 binnenkomen en bepaal wat u daarmee doet in groep 3. Veel methoden hebben in hun aanbod mogelijkheden voor die kinderen. En in andere gevallen moet u deze kinderen de gelegenheid geven het lezen verder te ontwikkelen, zonder dat ze daarbij een strakke opbouw van een methode nodig hebben. Die kinderen kunnen zichzelf leren lezen aan de hand van motiverende leesstof, ze kunnen kennismaken met kinderboekenschrijvers, enzovoort.
Vanuit groep 2 krijgt de leerkracht in groep 3 te horen welke kinderen een verhoogde kans op leesproblemen hebben. Dat is bepaald met behulp van de Signaleringslijst risicofactoren lezen (overgang groep 2/groep 3) (zie de internetuitbreiding). U wacht dan niet tot de herfstsignalering, om te kijken hoe het gaat met die risicokinderen. Maar u geeft die kinderen met een verhoogde kans op problemen ā preventief ā vanaf het schoolbegin speciale begeleiding.
Bij het eerste leren lezen is de beleving (in de vorm van themaās) belangrijk, zodat het lezen niet te technisch wordt. Ook is het belangrijk om te bekijken of kinderen de drukverhoging aankunnen (hekel aan de school, hekel aan de juf, klachten van de ouders). Dit betekent, dat u de druk na de vakantie voorzichtig moet opvoeren, door driemaal tien minuten per dag met een kleine groep de onderstaande vier onderdelen te oefenen. (Zorg er dan wel voor dat de andere kinderen een zelfstandige opdracht krijgen!) Laat de kinderen ook zĆ©lf bijhouden wat ze al vlot kunnen lezen. Concreet betekent dit alles, dat u vĆ³Ć³r de ochtendpauze tien minuten met de kinderen werkt, na de pauze tien minuten en ās middags nog eens tien minuten. In deze periode is āregelmatig even oefenenā beter dan āzo nu en dan lang oefenenā. Met de risicokinderen doet u de volgende vier dingen:
ā¢ Vlot woorden herkennen
Doe oefeningen met de woorden, die vanuit de methode behandeld zijn en waarbij het erom gaat, dat de zwakke lezers ze vaak zien en vlot kunnen zeggen. Oefeningen:
ā Zet op het bord een serie woorden, die behandeld zijn. Laat daarbij woorden ook vaker dan Ć©Ć©n keer voorkomen. Zet de zwakke lezers voor het bord, wijs de woorden aan en laat ze die woorden samen hardop zeggen. (Of: noem de naam van het kind, dat het woord moet zeggen. Of: een kind wijst een woord aan en dat kind zegt wie het woord moet zeggen.)
ā Laat kinderen elkaar visuele dictees geven met die woorden. (Laat de woorden even zien op een kaartje, draai ze dan om, laat ze daarna leggen met losse letters en laat de kinderen tot slot ook de woorden zelf corrigeren.)
ā Laat de kinderen woordmemory spelen.
ā Laat de woorden vooral lezen met kaartjes, die u in een āflitsā toont. Want kinderen moeten leren om woorden vlot te herkennen.
ā¢ Letters flitsen
ā Uiteindelijk gaat het erom, dat de kinderen de letters niet āturendā op een kaart aan kunnen wijzen (of zeggen), maar dat ze de letters in een āflitsā kunnen herkennen. Doe de letters die aan bod geweest zijn in een envelop (of in een bakje), toon een letter steeds in een flits en laat de kinderen in koor telkens zeggen welke letter het is. (Of: wijs een kind aan, dat zegt welke letter getoond wordt. Of: laat een kind de letters tonen aan de andere kinderen.)
ā Maak de letters kleiner, door steeds wat verder van de kinderen af te gaan zitten.
ā Laat de kinderen lettermemory spelen.
ā Doe de letters en woorden in een flitscomputerprogramma.
ā¢ Zingend lezen
ā Zo gauw er afgeleide woorden (of letterwoorden) gelezen kunnen worden, is het belangrijk om kinderen te leren niet te spellen, maar de woorden zingend te lezen. U leert de kinderen dan de eerste letter(s) te zeggen en de rest van het woord erachteraan te āzingenā. Als u daar vroeg mee begint, dan kunt u bij veel kinderen het spellend lezen voorkomen. Ze leren dan dat ze rustig naar de eerste letter(s) mogen kijken, die letter(s) mogen aanhouden, met de ogen verder moeten kijken en de rest erachteraan kunnen zingen. (Dat wordt ook genoemd: lezen met verlengde klankwaarde.) Maak dan bordrijen, met pijlen onder de woorden. (Zie figuur 1 hierna.) Kinderen mogen ook met de vinger over de pijl gaan. Voor het voorbeeld geldt: eerst naar boven de m aanhouden (mmmmmm), dan daarnaast kijken en daarna met aan afsluiten.
ā Als goede oefening geldt ook: eerst de eerste letter(s) van een woord laten onderstrepen, daarna die letter(s) vlot laten zeggen en tot slot het zingend lezen toepassen.
ā¢ Auditieve synthese, analyse en klankpositiebepaling
Vooral bij aanvankelijk lezen kan het nodig zijn om extra en preventief de auditieve vaardigheden te trainen. Het gaat daarbij om:
ā auditieve discriminatie;
ā auditieve synthese;
ā auditieve analyse;
ā klankpositiebepaling.
Het is hierbij belangrijk om dat trainen niet met zomaar wat woorden te doen, maar met woorden die daarna worden gelezen. Er moet dus een directe relatie zijn tussen de auditieve training en het uiteindelijke lezen!
Afsluiten met het uitvoeren van de herfstsignalering
Deze periode wordt afgesloten met de herfstsignalering. Sommige methoden bieden een kant-en-klare herfstsignalering, terwijl er ook scholen zijn die zoān signalering zelf ontwikkelen.
Nota bene. De herfstsignalering is voor het eerst door mij voorgesteld in het artikel Wees er op tijd bij! Over het opsporen van leesproblemen in groep 3, dat is opgenomen in Praxisbulletin, 14de jaargang, nummer 1 (september 1996). Daar heb ik geconstateerd dat de leestoetsen in de methode niet voldoende de ontwikkeling van de kinderen volgden. Veel kinderen deden het goed op die methodegebonden toetsen, maar bleken later tĆ³ch problemen te hebben.
Wat ik toen voorstelde, was om de toetsen niet met alle kinderen uit te voeren. Dat gebeurt nu wƩl, maar dat is nooit de bedoeling geweest. De bedoeling was om de herfstsignalering bij 50 procent van de kinderen uit te voeren. U zet de kinderen hiervoor op papier: in een volgorde van beste naar zwakste. U neemt dan de 50 procent zwakst functionerende kinderen uit de groep. En met die kinderen voert u de herfstsignalering uit. Dan speelt u op safe. En het scheelt u ook veel tijd. Van de andere (50 procent van de) kinderen weet u zeker dat het goed met ze gaat. Dus voor die kinderen is het niet nodig om de herfstsignalering uit te voeren.
Groep 4
Activiteiten
De activiteiten voor groep 4 zal ik nu voor u kort beschrijven.
Bepaal de beginsituatie van de kinderen
Het gaat om drie soorten kinderen:
ā kinderen die AVI 1 (of lager) beheersen;
ā kinderen die AVI 2 beheersen;
ā en kinderen die AVI 3 (of hoger) beheersen.
Zet meteen een gerichte aanpak op voor drie soorten kinderen en voer die aanpak uit
ā¢ AVI 1 (of lager)
De kinderen met niveau AVI 1 (of lager) hebben speciale leesbegeleiding nodig, met een van de speciale pakketten die daarvoor zijn.
ā¢ AVI 2
Hoewel kinderen met AVI 2 een voldoende niveau hebben om met het onderwijs in groep 4 mee te doen, zijn het wƩl risicokinderen. Dit betekent, dat u met deze kinderen dan ook de verlengde instructie en de verlengde begeleiding uitvoert. Deze kinderen volgen gewoon de methode, maar krijgen extra hulp bij het uitvoeren van de door de school gebruikte methode. Voor alle zekerheid werkt u met deze kinderen ook de eerste series leesbladen door van de map Speciale leesbegeleiding (Malmberg).
De motivatie voor deze aanpak is, dat kinderen veel problemen in groep 4 zullen krijgen, als ze op AVI 2 blijven zitten. Dat moet u zien te voorkomen. En dat kan door extra met ze te gaan oefenen.
ā¢ AVI 3 (of hoger)
Voor de kinderen die op niveau AVI 3 of AVI 4 (4M) lezen, gebruikt u de leesmethode voor voortgezet lezen zonder speciale begeleiding. En als kinderen op niveau AVI 5 (4E) of hoger lezen, dan hebben ze eigenlijk geen leesmethode meer nodig, maar kunnen ze zichzelf leren lezen.
Afsluiting
Het leesverbeteringsproject, dat ik beschrijf in dit artikel (en dat een vervolg krijgt in het volgende nummer van het Praxisbulletin) is onder andere uitgevoerd op basisschool de Wegwijzer in Krimpen aan de Lek. Daar is op 18 september 2007 ook een ouderavond gehouden, waarop het project werd uiteengezet en de ouders in de vier groepen de materialen konden bekijken, die bij het lezen worden gebruikt.
In het tweede (en tevens laatste) artikel van deze reeks zal ik het tijdpad vanaf de herfstsignalering tot het eind van het schooljaar (fase 2-4) weergeven.