Een gezellig sfeermakend poppenkaststukje over de winter, dat tevens kan dienen als introductie voor een winterse knutselactiviteit.

Jan Klaassen maakt een sneeuwpop

Poppen

– Jan Klaassen
– Katrijn
– politieman

Benodigdheden

– verschillende bolletjes witte watten
– wat kunstsneeuw die u naar beneden kunt laten dwarrelen
– kleine sneeuwballen (gemaakt van papier of watten)
– sjaal voor Jan Klaassen

Situatie samengevat

Het is koud. Jan loopt zonder winterkleren buiten en merkt dat het steeds kouder wordt. Algauw begint het te sneeuwen. Jan gaat snel naar binnen om zijn sjaal te halen.
Als hij terugkomt, ligt er al heel veel sneeuw. Jan heeft een goed idee. Hij gaat een sneeuwpop bouwen. Als hij ermee bezig is, komt de agent langs. Hij geeft Jan Klaassen op zijn kop, omdat hij de sneeuwpop midden op de weg heeft neergezet. Jan moet de pop weer afbreken! Jan wordt zo boos, dat hij de agent bekogelt met sneeuwballen. De agent neemt Jan mee naar het bureau en belt Katrijn.
Katrijn moet moeite doen om Jan vrij te krijgen. Ze belooft dat ze de agent een kop lekkere, warme erwtensoep zal komen brengen als hij nu zonder verder morren Jan vrijlaat. Dat doet de agent.
Jan en Katrijn gaan naar huis. Katrijn moppert op Jan. Ze gaat snel lekkere erwtensoep maken voor de agent. Jan maakt een nieuwe sneeuwpop… maar nu in zijn eigen tuin!

ScĆØnes

ScĆØne 1:

(Jan komt op. Hij neuriet, terwijl hij aan het wandelen is. Als hij de kinderen ziet, begroet hij hen vrolijk.)
Jan: “Hallo, kinderen! Wat gezellig dat jullie er zijn! Zeg… wat is het koud, hĆØ. Ik ben vergeten om mijn sjaal om te doen.”
(Jan loopt weer van het toneel af. Hij is nog maar net weg, of er vallen kleine sneeuwvlokjes uit de lucht. Meteen is Jan weer terug.)
Jan: “Kinderen, wat zie ik nou? Wat is dat nou?”
(Ongetwijfeld zullen de kinderen hier op reageren door heel hard “sneeuw” te roepen.)
Jan: “Jullie hebben gelijk, zeg! Sneeuw! Ongelooflijk! Jippie! Sneeuw! Ik ga meteen mijn sjaal halen, jongens. Ik ben zo terug!”
(Terwijl Jan weg is valt er steeds meer sneeuw.)

ScĆØne 2:

(Jan Klaassen komt weer op. Hij heeft een sjaal om. Hij duwt een ronde sneeuwbal voor zich uit.)
Jan: “Kijk, kinderen, wat ik heb gemaakt! Wat denken jullie… wat zal ik hier eens van maken?”
(Ook hier zullen de kinderen wel weer reageren.)
Jan: “Ik ga een sneeuwpop maken! Een heel grote. En ik maak hem… precies hier! Dan kan iedereen hem goed zien!”
(Jan laat de sneeuwbal liggen en loopt af. Hij komt weer oplopen met een nieuwe, kleinere sneeuwbal.)
Jan: “Kijk eens, kinderen… die zet ik erbovenop… en dan…
(Vanaf de andere kant komt de politieagent aanlopen.)
Agent: “Hohoho! Wat zijn we hier aan het doen?”
Jan: “O, eh, goedemiddag, oom agent. Ik maak een mooie sneeuwpop. Doet u mee?”
Agent: “Doe ik mee? Doe ik mee? Deze sneeuwpop staat midden op straat! Niemand kan er meer langs! Dit is verstoring van de openbare orde! Die sneeuwpop moet ogenblikkelijk verdwijnen. Hoppelakee! Weg ermee!”
(Agent begint tegen de sneeuwballen te duwen.)
Jan: “Wat doet u nou? HĆ©! Agent! Hou eens op! Dat is mijn sneeuwpop!”
Agent: “Niks ervan! Dit is mijn straat. Weg ermee! Wat een troep, die sneeuwpoppen.”
Jan: (Pakt een heel klein sneeuwballetje en gooit. Meteen daarna nog een.) “Wegwezen! Hier… en hier! Ga weg! Dit is mijn sneeuwpop!”
Agent: (Wordt erg boos, nu hij geraakt is door sneeuwballen.) “Wat!? Durf jij mij te bekogelen? Jan Klaassen, bekogel jij mij met sneeuwballen?”
Jan: (Gooit nog eens.) “Ja! En ik gooi er nog veel meer. Hier! En daar! Blijf van mijn sneeuwpop af!”
(Agent loopt op Jan af en pakt hem bij een arm.)
Agent: “Ik arresteer je in de naam der wet, Jan Klaassen! Wegens… sneeuwballen gooien naar een politieman. Dat is strafbaar. Kom maar mee. Jij zit de rest van de dag in de gevangenis!”
Jan: “Nee! Laat me los! Katrijn… help!”
(Jan wordt door de agent meegenomen. Samen lopen ze het toneel af.)

ScĆØne 3:

(Katrijn komt op. Ze ziet de kinderen.)
Katrijn: “Hallo, kinderen! Nou… het is me weer wat, zeg, met die Jan. Heeft hij echt sneeuwballen naar de agent gegooid?”
(Hier zullen de kinderen weer reageren en het hele verhaal uit de doeken doen. Katrijn loopt vervolgens door. Ze gaat af aan een kant en komt meteen weer op. Daar staat de agent.)
Katrijn: “Meneer agent! Het spijt me verschrikkelijk dat Jan Klaassen zich zo heeft misdragen! Ik heb alles van de kinderen gehoord.”
Agent: “Precies! Schandaligis het! Hij zit vast in de gevangenis. Op water en brood!”
Katrijn: “Mijn agent. Dat is natuurlijk niet helemaal eerlijk. U begon de sneeuwpop van Jan af te breken. Dat hebben de kinderen me ook verteld. Het is natuurlijk niet zo raar, dat Jan daar boos om wordt.”
Agent: “Ja… maar om meteen sneeuwballen naar een agent te gaan gooien! Dat is strafbaar, Katrijn. Ik kan dit niet over mijn kant laten gaan!”
(Katrijn zucht en draait zich naar de kinderen.)
Katrijn: “Kinderen… wat vinden jullie… moet Jan vrijkomen? Mag hij mee naar huis?”
(Reactie van de kinderen.)
Katrijn: (Op vleiende toon.) “Ziet u nou wel, agent. De kinderen vinden de straf ook veel te zwaar… Als Jan zijn sneeuwpop nou eens netjes bij ons in de tuin zet? En u komt straks eenkopje e, warme erwtensoep bij me halen? Wat denkt u… is dat een goed idee?”
Agent: “Warme erwtensoep?”
Katrijn: “Ja. Dat is over een uurtje klaar, agent. Met rookworst erin!”
Agent: “Nu, goed dan. Maar Jan moet zijn sneeuwpop dan wel van de straat af halen!”
(Katrijn belooft het. De agent haalt Jan, waarna Katrijn en Jan samen van het toneel af lopen.)

ScĆØne 4:

(Jan Klaassen staat naast zijn sneeuwpop, die prachtig is geworden. De agent komt eraan. Achter hem loopt Katrijn. De agent lijkt een stuk vrolijker.)
Agent: “Dank u wel, Katrijn. Dat was heerlijk! Verrukkelijke erwtensoep! Precies waar ik zin in had.”
Katrijn: “Gelukkig maar, agent. Als u nog een kopje wilt, dan komt u maar weer langs, hoor!”
Agent: “Hallo, Jan! Dat is een prachtige sneeuwpop! Heel mooi.”
Jan: “Ja! Dat vind ik ook! En hij staat niet op de straat!”
Agent: “Prima, Jan! Zand erover… nee… eh, sneeuw erover!”
Jan: “Tot ziens, oom agent!”
(Jan en Katrijn zwaaien, terwijl de agent wegloopt.)

Tips

De sneeuwpop

Zorg dat u de sneeuwpop in verschillende fasen achter de coulissen hebt liggen:

– een die helemaal af is (inclusief kleine oranje wortelneus);
– een grote sneeuwbol (de onderkant van de sneeuwpop) en een kleinere sneeuwbol (de bovenkant van de sneeuwpop);
– eventueel ook een kleine wortel om mee op het toneel te verschijnen.

Het is prettig als u onder het speelraam een klein plankje monteert, waarop u de sneeuwpop echt kunt neerzetten. Zet de pop eventueel met een knopspeld of met klittenband vast op de ondergrond, zodat hij tijdens het spelen niet kan omvallen.

De sneeuw

Bij tuincentra, maar vaak ook bij winkels als Blokker, Kruidvat en Xenos kunt u kunstsneeuw kopen. Als er sneeuw moet vallen in het poppenkaststukj, kunt u van bovenaf een handje sneeuw langzaam naar beneden laten dwarrelen. Mocht u geen kunstsneeuw kunnen vinden, dan zou u met een perforator kleine rondjes van wit papier kunnen maken en die gebruiken als sneeuw.

Sneeuwballen

Van tevoren kunt u van watten heel kleine sneeuwballen maken, maar wit papiertjes in elkaar frommelen kan natuurlijk ook.
Oefen van tevoren hoe u Jan Klaassen de ballen kunt laten gooien. Het zou natuurlijk leuk zijn, als de politieman ook echt wordt geraakt!

Aansluitende knutselactiviteiten

U kunt de kinderen een twee- of driedimensionale sneeuwpop laten maken.

Tweedimensionaal

Op gekleurd papier (de basis van de pop is wit) kunnen de kinderen in het platte vlak een sneeuwpop maken. Niet alleen de sneeuwpop, maar ook het landschap (bv. de straat of de tuin van Jan Klaassen) kan in de collage met gekleurd papier worden weergegeven. De gevorderden kunnen ook de agent en Jan Klaassen toevoegen aan het tafereel.

Driedimensionaal

Van (vette) watten of crĆŖpepapier kunnen de kinderen bollen maken die ze op elkaar lijmen. Met stukjes papier of vilt kunnen ze de pop verder aankleden.