We “kijken na”, om vast te stellen of en vooral hoe kinderen hun werk hebben gedaan. Er zijn leerkrachten, die alles zélf nakijken. Er zijn leerkrachten, die kinderen na laten kijken (en ook zélf nakijken, ter controle of registratie). En er zijn leerkrachten, die alleen toetsen nakijken, om de vorderingen van de kinderen te bepalen. Maar nakijken kan ook anders. Effectiever en met extra leereffecten!

Samen doen

Ook voor kinderen is het belangrijk te weten hoe ze hun werk hebben gemaakt. Kinderen willen natuurlijk een succeservaring. Of ze willen weten wat het antwoord had moeten zijn.
Als kinderen pas de volgende les de “correcties” terugkrijgen, is er weinig extra leereffect. Daarom is samen nakijken effectiever:
1 De opgaven zijn actueel. Kinderen weten daarom nog waarom ze voor een bepaald antwoord hebben gekozen.
2 Is een bepaald antwoord “gegokt”, dan weten ze nu zeker of het goed was of niet.
3 Bespreken is een extra instructiemoment: de stof komt nog een extra keer aan de orde.
4 De leerkracht hoeft het werk niet nog een keer zélf na te kijken.

Extra leereffecten

Nog een stapje verder gaat het nakijken met extra leereffecten:
• Samenwerking
Twee kinderen, die klaar zijn met hun werk (of met een toets), gaan bij elkaar zitten en kijken of ze dezelfde antwoorden hebben. Zo ja, dan mogen ze een krul zetten. Zo niet, dan proberen ze elkaar ervan te overtuigen dat ze het goede antwoord hebben. Komen ze er niet uit, dan mogen ze het nakijkboekje erbij gebruiken of laten ze het antwoord open.
• Extra herhaling van de stof
Een leerling, die moeite heeft met (bijvoorbeeld) spelling, krijgt de “eervolle” taak om de leerkracht te helpen met nakijken. Het spellingprobleem (of woordbeeld) komt daarbij extra vaak voorbij. En dat versterkt de automatisering.
• Betrokkenheid
Na het maken van de les lopen de kinderen met het werkboek in de hand door de klas. Bij een signaal (bijvoorbeeld een belletje) stoppen ze. Elk kind vergelijkt daarna zijn/haar antwoord met dat van een klasgenoot. De kinderen proberen elkaar te overtuigen van hun gelijk. Bij een volgend signaal lopen ze weer rond, voor nóg een keer dezelfde opdracht (of de volgende). Zo komen alle opdrachten aan de orde. En vindt u rondlopen onrustig, doe het dan met de binnenkring en de buitenkring, waarbij de buitenkring na elke bespreking een plekje doorschuift.

Succes!