Het vak van leerkracht is heel bijzonder. Leerkrachten genieten van de leerlingen. Ze zijn blij om wat leerlingen kennen en kunnen. En ze zijn trots op wat ze leerlingen hebben geleerd. Dat is het «applaus» voor de leerkracht: die mooie, trotse glimlach op het gezicht van de leerlingen!

Maar het is ook hard werken. Hard werken, om dertig enthousiaste kinderen kennis bij te brengen. Om kinderen, die laat naar bed zijn gegaan, geconcentreerd te houden. Om ervoor te zorgen, dat kinderen plezierig met elkaar omgaan, ruzies samen oplossen en leren om samen te werken.
De leerkracht moet kinderen gemotiveerd houden om kennis op te nemen. Met natuuronderwijs is dit makkelijker te bereiken dan met andere vakken.

Er is meer dan taal en rekenen

LEREN LEREN
Met volle teugen kan de leerkracht genieten, als het doel wordt bereikt bij kinderen met ADHD, PDD-NOS, ADD en andere sociaal-pedagogische «handicaps», die een kind kunnen dwarszitten en die naar voren komen tijdens het lesgeven aan kinderen. Het is niet eenvoudig om deze kinderen adequaat te leren leren. Toch zijn er mogelijkheden, waarbij dit eenvoudiger wordt.

DE NAASTE OMGEVING ALS CONTEXT
De praktijk leert, dat onze kinderen voornamelijk les krijgen in taal en rekenen. Deze vakken beslaan een groot deel van de onderwijstijd. Er wordt vanuit de overheid dan ook flink de nadruk op gelegd om dit onderwijs goed vorm te geven. De onderwijsinspectie ziet toe op het niveau van het taal- en rekenonderwijs.
Zaakvakken als aardrijkskunde, geschiedenis en natuur komen er vaak heel wat minder goed van af. Gemiddeld krijgen de kinderen deze vakken drie kwartier per week. Het is jammer dat dit zo weinig is, want het gaat hier om vakken, waar veel kinderen hun inspiratie vandaan halen. Het zijn vakken, die verbonden zijn met de werkelijkheid.
Dat geldt helemaal voor het vak natuuronderwijs. Want dat is een vak, dat zo uit de context gehaald kan worden. De context is onze naaste omgeving. Kinderen komen dagelijks in aanraking met planten, dieren, paddestoelen of gewoon het landschap, waarin ze leven. Let er bijvoorbeeld eens op hoeveel kinderen in plantsoenen spelen. Het liefst klimmen ze in een boom. Ze doen verstoppertje, plukken bloemen of «vangen» spinnenwebben. De omgeving wekt de beleving van kinderen en prikkelt die beleving positief.

Natuuronderwijs en sociaal constructivisme

Leerkrachten zouden met hun lessen meer moeten aansluiten bij de schoolomgeving. Leerkrachten zouden de leerlingen meer moeten prikkelen en motiveren, met activiteiten waardoor ze geboeid raken. Met activiteiten, waarmee ze dagelijks in aanraking komen.
Met zijn zone van naastgelegen ontwikkeling geeft de Russische psycholoog Lev Vygotsky aan, dat een leerling leert in aansluiting op wat hij/zij al weet of gezien heeft. Maar het moet wél nieuw of uitdagend zijn, om daadwerkelijk van leren te kunnen spreken.
De omgeving kan zorgen voor de kennisopstap van het kind. Het kind vraagt vanuit interesse, vanuit wat het ziet. Daar zouden we in het onderwijs veel meer gebruik van moeten maken. Het maakt het leren voor kinderen eenvoudiger en leuker. En ook het lesgeven wordt er een stuk leuker door.

Voordelen van natuuronderwijs buiten

Natuurlijk zijn tegen het leren van en in de schoolomgeving genoeg «mitsen en maren» in te brengen. Toch zitten er veel voordelen aan het gebruikmaken van de rijke leeromgeving van de school. De natuur biedt kinderen veel inspiratie.
Richard Louv signaleert in zijn boek Het laatste kind in het bos onder andere, dat kinderen die te weinig buiten spelen concentratieproblemen hebben, moeite hebben met samenwerken en gedemotiveerd zijn. In natuuronderwijsmethoden zitten voldoende aanknopingspunten om met de klas buiten op onderzoek uit te gaan. Door daarbij gebruik te maken van veldwerkwerkvormen kunnen gericht sociaal-pedagogische aandachtspunten van de klas gestimuleerd worden en kan tevens gewerkt worden aan natuuronderwijs.

Veldwerk in het buitenland

In Engeland en Noorwegen wordt veel aan natuuronderwijs en onderwijs in de schoolomgeving gedaan.
In Engeland is het science curriculum vastgelegd in The National Curriculum. Hier wordt gezocht naar hands-on onderwijs, waarbij het leren door zelfontdekking een belangrijke rol speelt.
Ook het Ministerie van Onderwijs in Noorwegen stimuleert onderwijs in de natuur. Sinds 1997 is daar een wet van kracht, die scholen zelfs verplicht om één dag per week lessen in de schoolomgeving te verzorgen. (C. Verheij, De boerderij als klaslokaal, Educare, 2003.)

Hiernaast: beschrijving van een buitenles, volgens de principes die beschreven zijn in dit artikel.

Buitenles

Op zoek naar spinnen

Voorbereiding

KENNEN & KUNNEN
– Aan het eind van deze les weten leerlingen wat voor verschillende soorten webben spinnen kunnen maken.
– Leerlingen werken samen en stimuleren elkaar om de spinnen goed te observeren.

KIJKEN
– Inventariseer in de begroeiing rondom het schoolplein waar spinnenwebben voorkomen. Kijk zowel in de struiken als dicht bij de grond.
– Maak eventueel een plattegrond van het schoolplein, zodat uw leerlingen kunnen vergelijken waar ze spinnenwebben hebben gevonden en of er nog migratie is geweest.

Kiezen & kennismaken

Spinnenwebben lokaliseren
In tweetallen kunnen leerlingen het schoolplein systematisch onderzoeken op het voorkomen van spinnenwebben:
– Laat één leerling op een kaart intekenen waar de spinnen zitten. Deze leerling gaat de spinnen dus lokaliseren.
– De andere leerling maakt een tekening van het web.
Prooien zoeken en beschrijven
– Een andere opdracht is, dat leerlingen op zoek gaan naar de prooien van de spin. In welke webben is voedsel te vinden?
– Beschrijf de opdracht op een blaadje papier.
Tip De kans op succes is bij deze opdracht minder groot dan bij de vorige opdracht. Daarom moet u vóór aanvang van deze opdracht onderzoeken óf er wel spinnenwebben zijn met een prooi!

KLAARZETTEN
Voor de opdracht(en) zet u het volgende materiaal klaar:
– een filmpje over spinnen en spinnenwebben;
– potloden en kleurpotloden (voor de legenda);
– per groepje 4 velletjes papier (A4-formaat).
Tip Laat de kinderen de tekeningen van de spinnenwebben en de plattegrond van het schoolplein niet te klein maken!

Uitvoering in stappen

INTRODUCTIE
– Introduceer de opdracht met een verhaal of een filmpje over spinnen en spinnenwebben.
– Verdeel de klas daarna in tweetallen.
– Leg de klas uit wat de opdracht is.

KENNISMAKEN
Voor deze opdracht zijn geen bijzondere materialen nodig. Maar de kinderen moeten wél wennen aan het idee, dat ze op het schoolplein gaan zoeken naar iets wat ze (mogelijk) eng vinden. Geef daarom de opdracht aan de tweetallen om in vijf minuten een plan van aanpak te maken. Vragen hierbij zijn:
– Hoe gaan de kinderen te werk, als ze op zoek gaan naar de spinnen?
– Waar zoeken ze?
– Wie zoekt er?
Tip Laat steeds twee tweetallen het plan van aanpak met elkaar uitwisselen. Kinderen kunnen daarvan leren en hun plan van aanpak eventueel nog aanpassen of uitbreiden, als ze dat nodig vinden.

OPDRACHT OF ONDERZOEK
De leerlingen gaan met hun materialen naar buiten en voeren de opdracht uit. Probeer als leerkracht hierbij niet te sturen! Het is de bedoeling, dat de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan. Observeer hoe de leerlingen omgaan met de opdracht:
– Wat voor gedrag vertonen ze?
– Zijn er kinderen bij, die op een opvallende manier uitblinken?
– Zijn er kinderen bij, die onzeker of angstig zijn bij het uitvoeren van de opdracht?

Opschrijven

– Stimuleer de leerlingen om goed te kijken. Laat ze vragen opschrijven, zodat die in de klas kunnen worden nabesproken.
– De plattegrond van het schoolplein, de tekeningen van de spinnenwebben en een eventuele opdrachtbeschrijving vormen samen het verslag van het onderzoek van de leerlingen.

Kennis overdragen

Bespreek bij terugkomst de vindplaatsen van de spinnenwebben. Doe dat aan de hand van vragen:
– Zaten de webben hoog of laag?
– Zaten er meerdere webben bij elkaar?
– Waren er webben met een prooi erin?
– Wat voor webben hebben de kinderen gevonden?
– Zijn er nog overeenkomsten tussen de gevonden webben en spinnen, die de kinderen hebben gezien?
– Wat willen de kinderen nog meer weten over spinnen en spinnenwebben?

Fasen van een buitenles

Voorbereiding

Nu is dat lesgeven in de schoolomgeving niet zomaar een lesje. In de meeste methodes zijn geen kant-en-klare veldwerklessen opgenomen. Sterker nog: dat is ook bijna niet mogelijk! Een goede veldwerkles is afgestemd op de schoolomgeving. Daarbij is de voorbereiding heel belangrijk. Met de vijf K’s kan de veldwerkles effectief worden voorbereid:
– Vooraf wordt vastgelegd wat de leerlingen moeten kennen en kunnen (K1).
– Op basis daarvan zal de leerkracht moeten kijken (K2) wat er in de omgeving te vinden is. (Wat voor planten, dieren en mogelijkheden heb ik allemaal in mijn schoolomgeving?)
– Op basis van de doelen en de inventarisatie van de omgeving (kennen, kunnen en kijken) kan de leerkracht een veldwerkwerkvorm kiezen (K3).
– Hierbij moet een aantrekkelijke kennismaking (K4) voor de leerlingen worden gemaakt.
– En tot slot moeten ook de materialen voor het veldwerk worden klaargezet (K5).

Uitvoering in stappen
Ook de uitvoering gebeurt in een aantal stappen. Daarbij is IK OOK een ezelsbruggetje:

Introductie en kennismaking met de materialen
De veldwerkles start met een introductie (I), gevolgd door een kennismaking (K) met de materialen. Deze stap is essentieel in het proces, omdat leerlingen dan ontdekken wat er allemaal met de materialen gedaan kan worden. Het is een fase, waarin de leerlingen wat aanrommelen. Al doende ontdekken ze dan de eigenschappen van de materialen. Wanneer deze fase wordt overgeslagen, zijn gedurende de hele veldwerkles de leerlingen aan het experimenteren met het materiaal.

Opdracht of onderzoek
Bij de kennismaking met het materiaal houdt de leerkracht in de gaten wanneer de leerlingen het materiaal voldoende ontdekt hebben en verder kunnen gaan met de eigenlijke opdracht of het eigenlijke onderzoek (O). De leerlingen komen door de opdracht met vragen. De observaties en ontdekkingen roepen die namelijk vanzelf op.
De leerkracht loopt hier tegen het probleem aan, dat hij/zij niet op alle vragen een antwoord weet. Maar samen met de leerlingen kan naar het antwoord worden gezocht. Dit levert zowel voor de leerling als voor de leerkracht nieuwe inzichten op. Het motiveert het kind om stukjes tekst te lezen of oplossingen te bedenken. Voor leerling én leerkracht is het een waanzinnige ervaring om samen naar een antwoord toe te werken. Niet vanuit de positie van de alwetende volwassene, maar op gelijkwaardig niveau. Beter kan het niet. Kind en leerkracht zijn op hetzelfde niveau verantwoordelijk voor het leerproces van beiden!

Resultaten opschrijven en kennis overdragen
De leerling zal de resultaten van het onderzoek moeten opschrijven (O), om vanuit de vragen de gevonden kennis (K) te kunnen overdragen op andere leerlingen.
Maar ook de leerkracht kan in deze laatste fase en rol spelen. Door de observaties, opdrachten en onderzoeken van de leerlingen kunnen de leerlingen leren. De leerkracht kan daarom eenvoudig extra kennis overdragen op de leerling.

Niet alleen kennisoverdracht

Maar kennisoverdracht is niet het enige effect van een veldwerkles op de leerlingen. Bij de meeste veldwerkopdrachten zijn samenwerken en overleggen belangrijke facetten. Leerlingen, die regelmatig veldwerkopdrachten uitvoeren, werken samen zónder dat de leerkracht daar actief bij betrokken is.
Door het gebruik van de verschillende materialen, de natuur en de opdrachten zijn de kinderen tevens beter geconcentreerd en werken ze doelgericht aan de gegeven opdrachten. Zo wordt veldwerk niet een extra klus boven op het reguliere programma, maar versterkt het het onderwijs optimaal.

Tot slot

Op pagina 34/35 is een beschrijving opgenomen van een buitenles (veldwerkles), volgens de principes die beschreven zijn in dit artikel, zodat die voor u ook een praktische invulling krijgen.

Veel succes en plezier met het veldwerk!