In deze negendelige reeks vindt u hier spelsuggesties rondom emoties. Aan de orde komen de volgende negen onderwerpen: jaloezie, vriendschap, medelijden, eenzaamheid, schaamte, angst, opluchting, verliefdheid en spijt. De spelsuggesties verschijnen bij elk nummer van de jaargang, met uitzondering van het themanummer (nummer 6, februari 2011).

een·zaam 1 zonder gezelschap; alleen 2 stil: een -zame weg

Je eenzaam voelen lijkt bijna niet mogelijk als je jong bent en je bijna elke dag op school zit. Toch kan je je eenzaam voelen terwijl je bij anderen bent. Wat in de Van Dale staat (eenzaam zijn is zonder gezelschap zijn) klopt niet in alle gevallen. Het gaat om een gevoel. Het is niet altijd te zien aan anderen dat ze zich alleen voelen. In deze drama-activiteit gaan de leerlingen nadenken over verschillende situaties waarin mensen eenzaam kunnen zijn, en hoe je mensen die zich zo voelen een beetje kan proberen te helpen.

Toneelstuk

PERSONAGES
Een oude mevrouw
Een gamer (een kind)
Een directeur
Een meisje met twee oudere broers (door twee hoge staarten te maken en te kiezen voor kleding met daarop Bob de Bouwer of Dora wordt duidelijk dat het zusje veel jonger is dan de twee broers)
Een meisje dat net is verhuisd

Rekwisieten
Telefoons
Een videogame of een Nintendo DS-spelletje (de geluiden die daarbij horen, kunnen van tevoren worden opgenomen en versterkt)
Laptop
Dikke dossiers vol papieren
Een lange sjaal, een bol wol in dezelfde kleur, breinaalden
Een verhuisdoos (met een paar spullen erin, zoals een knuffelbeest, een boek, en een fotolijstje)
Een bordspel

Toneelbeeld
Op het toneel staan allemaal verschillende krukjes, of kubussen waar men op kan zitten. Er staan dicht bij het personage ‘de directeur’ verschillende telefoons. Het kunnen moderne telefoons zijn, maar grote ouderwetse telefoons geven een theatrale uitstraling. (Vaak zijn die telefoons voor een habbekrats te vinden in kringloopwinkels.)
Op vijf verschillende krukken zitten de personages. Om de beurt komt een personage ‘tot leven’. Terwijl dat gebeurt ‘bevriezen’ de anderen.

SCÈNE 1: EEN SPELLETJE
De gamer begint druk te gamen. Het publiek hoort geluiden die bij een videospelletje horen. Hij praat tegen zichzelf terwijl hij bezig is. Af en toe is duidelijk dat hij teleurgesteld is, omdat iets niet is gelukt. Op zeker moment is hij duidelijk aan het winnen. Hij staat op, springt op en neer en juicht.
Het publiek hoort: “Congratulations. You won.”
De gamer juicht nog eens. Daarna gaat hij op zijn krukje zitten en kijkt voor zich uit.
Heel rustig en met een verdrietige stem zegt hij: “Ik heb gewonnen.”
Daarna bevriest hij weer.

SCÈNE 2: DE DIRECTEUR
De directeur staat op van zijn kruk. Hij is druk aan het werk. Hij typt op zijn laptop. Hij heeft dikke dossiers met papieren die hij leest. De papieren vliegen hem letterlijk om de oren. Elke keer gaat een telefoon. De directeur beantwoordt ze allemaal. Hij voert hele korte gesprekken:
“De vergadering is uitgesteld? Prima. Ja. Genoteerd.”
“Gaat de verkoop niet door? Oh, dat is jammer. Bel maar als je weer een zaakje hebt.”
“Ja, ik vind het goed als je die advertentie plaatst. Heel goed.”

Op zeker moment neemt hij een telefoontje op dat duidelijk anders is dan anders. De directeur slaat een andere toon aan.
“ Nee, ik kan niet. Ik moet werken. Kunnen jullie misschien dit weekend? Niet. Oh, dat is jammer.”
Hij hangt op en gaat op de kruk zitten. Hij kijkt sip voor zich uit. Hij praat tegen zichzelf met een verdrietige stem.
“Ik kan nu niet mee. En als ik mee kan, kunnen zij niet. We zien elkaar nooit meer.”

SCÈNE 3: BREIEN
De oude dame begint te bewegen. Ze is een hele lange sjaal aan het breien. Terwijl ze breit kijkt ze naar de sjaal. Ze houdt hem omhoog. Dan laat ze haar armen met het breiwerk op haar schoot vallen. Ze praat tegen zichzelf met een verdrietige stem.
“De sjaal is al lang af. Maar voor wie maak ik hem eigenlijk?”

SCÈNE 4: VERHUISD
Het meisje dat net is verhuisd begint te bewegen. Ze pakt wat spullen uit een verhuisdoos. Ze zet de spulletjes neer. Dan gaat ze zitten en kijkt voor zich uit. Ze praat tegen zichzelf met een verdrietige stem.
“Weer een nieuw huis. Weer een nieuwe stad. Weer een nieuwe school. Mijn vrienden zijn ver weg.”

Scene 5: De kaartjes

Raoul zit alleen op de bank. Hij verveelt zich. Na een tijdje pakt hij de envelop met de kaartjes van tafel. Hij maakt met een camera een foto van de kaartjes en loopt ermee naar de computer. Vervolgens typt Raoul iets, terwijl hij steeds vrolijker gaat kijken.
(Tijdens deze korte scène kunt u een droevig stukje muziek laten horen. Bijvoorbeeld pianomuziek van Satie, of een langzaam jazznummer.)

Scene 6: Alleen

De drie broers en zussen beginnen te bewegen. Ze pakken een bordspel. De twee oudsten beginnen het spel op te zetten en gaan enthousiast spelen. (Ze bewegen hun monden wel, maar ze zijn niet te horen. Ze praten zonder geluid.)
De jongste gaat op een krukje zitten en kijkt voor zich uit. Hij of zij praat tegen zichzelf met een verdrietige stem.
“Dat spel is nog te moeilijk voor mij. Ik kan er niet aan meedoen. En zij vinden mijn Dora-spel te kinderachtig.”

Einde

Opbouw van de les

De leerlingen kunnen waarschijnlijk zelf wel een aantal situaties verzinnen waarin je je eenzaam kunt voelen. Hiervoor staan een aantal voorbeelden die kunnen worden uitgespeeld. De situaties die de leerlingen hebben verzonnen, kunt u daaraan toevoegen. Nadat de scènes zijn gespeeld waaruit blijkt dat de personages eenzaam zijn, bespreekt u de situaties met de leerlingen.

– Kun je je voorstellen dat deze personages zich eenzaam voelen?
– Sommige personages voelen zich eenzaam, maar hebben toch contact met anderen. Begrijp je dat? Waarom is dat zo? (Bespreek de voorbeelden van de directeur en het meisje met de oudere broers.)
– Wat kunnen de personages doen om zich minder alleen te voelen?
– Wat kunnen anderen doen om de personages te helpen?
– Heb jij je wel eens eenzaam gevoeld? Wat deed je toen?
– Ken jij iemand die eenzaam is? Wat zou je kunnen doen om die persoon te helpen?

Als de personages een manier vinden om dingen samen met anderen te doen, voelen ze zich waarschijnlijk minder eenzaam. Het is niet altijd gemakkelijk om dat voor mekaar te krijgen. Vaak is het erg moeilijk om initiatief te nemen en voor jezelf iets te organiseren. Door zelf iets te ondernemen help je jezelf, maar hoe doe je dat?
Wat kunnen de personages doen?

(De gamer kan een klasgenoot bellen en vragen of ze samen zullen gamen. De directeur kan proberen om af en toe een middagje vrij te nemen om met vrienden te gaan lunchen of naar de film te gaan. De oude mevrouw kan een handwerkclubje beginnen met andere oudere dames, en samen voor een goed doel gaan handwerken, het meisje dat net is verhuisd kan haar oude vrienden bellen, sms’en of mailen en ze kan op zoek gaan naar een sportvereniging in de buurt, zodat ze snel nieuwe mensen leert kennen. Het meisje dat niet mee kan spelen met haar oudere broers kan vragen of ze nadat ze klaar zijn met hun eigen spel, een spelletje met haar willen spelen. Ze kan ook aan haar moeder vragen of ze een klasgenootje mag vragen om te komen spelen.)

Vervolgscenes

De leerlingen kunnen hun eigen oplossingen naspelen, of de oplossingen die net beschreven zijn. Als u er een toneelstuk van wilt maken is het gemakkelijker om alle personages dezelfde oplossing te laten kiezen.

Bijvoorbeeld:
De oude dame leest in de krant dat er voor een weeshuis kinderdekens nodig zijn. Ze gaat langs bij iedereen in de buurt om te vragen of ze mee willen doen. Iedereen is bereid om mee te helpen. Met lapjes stof en bollen wol komen ze naar de dame toe. Ze besluiten om dat vaker te doen.

De directeur besluit dat hij iets gezelligs wil organiseren voor ‘s avonds, na het werk. Hij geeft iedereen een briefje waarin hij vraagt of ze mee willen doen met een avondvierdaagse. Iedereen doet mee. De personages verschijnen in wandeltenue aan de start. Als de avondvierdaagse in de smaak valt, besluiten ze om een wandelclub te beginnen, en elke week samen een wandeling te maken.

Het meisje dat niet mee kan doen aan het spel voor de oudere kinderen organiseert een speelmiddag op straat. Ze nodigt iedereen uit. Op haar uitnodiging staat: “Er moeten spelletjes zijn voor jonge kinderen, oudere kinderen en volwassenen.”
Iedereen komt met een spel of met spelmateriaal naar de afgesproken plek en begint met elkaar te spelen. (De oude dame speelt rummikub met iemand. De kinderen gaan touwtje springen. De gamer heeft een paar consoles bij zich zodat anderen mee kunnen doen. De directeur heeft Monopoly bij zich, waar de oudere kinderen aan mee willen doen.)

Het meisje dat net is verhuisd organiseert een kennismakingsfeestje. Ze hangt slingers op en zet kannen met felgekleurde limonade klaar. Iedereen komt naar haar toe en stelt zich enthousiast aan haar voor.

Tips voor andere activiteiten

In de donkere maanden zijn vooral veel ouderen eenzaam. Er is wellicht in de buurt van uw school een verzorgingshuis waar u met de kinderen op bezoek mag komen. Soms organiseren gemeenten of verzorgingshuizen ook dit soort activiteiten, waarbij jongeren de ouderen voorlezen of een zelfgemaakte kerstkaart mogen komen brengen.

Er zijn goede doelen die op zoek zijn naar mensen die met hun handwerk een steentje bij willen dragen. Een leuk initiatief is: “Knit a square”. Daarbij wordt gevraagd om lapjes te breien van 20 bij 20 centimeter. Voor leerlingen met weinig ervaring met breien is dat goed te doen. In Zuid Afrika zetten vrijwilligers die lapjes in elkaar om er zo dekens van te maken voor aidswezen. Voor meer informatie en aanwijzingen over breien: https://www.knit-a-square.com.

Muziek
Over de eenzaamheid van een kind dat alleen thuis is terwijl de ouders nog aan het werk zijn gaat het liedje Sleutelkind van Kinderen voor Kinderen (album 20).