Elke maand leest u hier een ‘bespiegeling’ van een van de columnisten van Praxisbulletin. Deze maand schrijft juf Marieke over werkjes.

Drie werkjes per dag: taal, rekenen en spelling. Dat moet minimaal af, houd ik mijn groep 5/6 regelmatig voor. Ook nu.
“Juf, telt connect-lezen ook als een werkje?”
“Ik werd erg afgeleid door de kinderen op de gang.”
“Ik was een kwartier later vanwege de tandarts.”
De ijzersterke redenen om dat aantal niet te halen, zijn legio. Maar ik houd mijn poot stijf: “Drie werkjes. Minimaal. Taal, rekenen en spelling.”

Als ik even later mijn ronde door de klas loop, zie ik Joost te ver voorover gebogen over zijn werk zitten, schouders beetje te veel opgetrokken. Ik pak mijn kruk en ga naast hem zitten. Nee er is niets, verzekert hij me met een verwrongen gezicht. Ik zeg dat ik zie dat er iets scheelt en dat hij het me gerust mag vertellen.
Nee, schudt hij.
Ik vraag of het met de werkjes te maken heeft.
Ja, dat is het. Tranen spatten op zijn rekenwerk.
Ik leg hem uit dat mijn strenge toon van zojuist vooral bedoeld is om kinderen aan het werk te krijgen die veel kletsen. Dat dat niet geldt voor degenen die al hard werken. Dat ik heus wel zie dat hij zijn best doet ook al heeft hij vaak maar een of twee werkjes af. En dat ik daar niet boos over ben. Als je doet wat je kunt, is dat genoeg.
Hij knikt.
We spreken af dat hij zijn werk inlevert, ook als het niet helemaal af is, zodat ik kan zien wat hij heeft gedaan en of het goed is.

Als hij de volgende ochtend een hand komt geven, heb ik zijn mapje met werk al klaarliggen. Hij ziet de sticker meteen. Natuurlijk. Daar werk je voor als je acht bent. Zijn gezicht breekt open.
“Mijn eerste sticker van dit jaar”, juicht hij.
Hij lijkt tien kilo lichter, terwijl ik juist weer wat ben aangekomen. Aan ervaring. Zo groeien we samen.

Marieke van Roessel